’t Is altijd jammer wanneer je een beloftevol filmmaker langzaam
maar zeker onderuit ziet gaan. Bill Condon ging een tiental jaar
geleden fantastisch van start met ‘Gods and Monsters’, nog steeds
de prent waarin Ian McKellen zijn beste acteerprestatie tot op
heden gaf. De biopic ‘Kinsey’ was
conventioneler en braver, maar nog steeds één van de betere
voorbeelden van zijn genre. Maar nu is er de (in Amerika nochtans
fel bejubelde) Broadway-verfilming ‘Dreamgirls’ en gaat het
definitief mis. Bedoeld als een ode aan de motown
meidengroepen uit de jaren zestig, laat de prent zich daarentegen
eerder bekijken als een jukebox aan (meestal weinig memorabele)
R&B-deuntjes, waar dan een totaal irrelevant verhaaltje met
totaal irrelevante personages aan werd opgehangen. In goede
musicals versterkt de muziek het verhaal: plotpunten worden ermee
duidelijk gemaakt en emoties worden er makkelijker toegankelijk
door. Hier is het net omgekeerd: de muzikale nummers worden
gebruikt om punten nóg eens te benadrukken die we al wisten, en
overwoekeren eender welke dramatische spankracht die het verhaal in
aanleg ooit gehad heeft.
Dat verhaal draait rond drie dames, Deena (Beyoncé Knowles),
Lorrell (Anika Noni Rose) en Effie (Jennifer Hudson), die begin
jaren zestig proberen door te breken in de muziekwereld als The
Dreamettes. Na een talentenjacht worden ze ontdekt door Curtis
Taylor (Jamie Foxx), een autoverkoper die in z’n vrije tijd
bijklust als manager. Taylor bezorgt de meisjes hun eerste klus als
achtergrondzangeressen voor soulman en vrouwenzot Jimmy “Thunder”
Early (Eddie Murphy). Daarna gaan de tot The Dreams gepromoveerde
Dreamettes solo en alles lijkt goed te gaan, tot Taylor steeds meer
bezwijkt voor de verleidingen van big business and hard
cash. Effie, de beste zangeres van de drie, wordt door hem
achteruit geschoven ten voordele van Deena, die een minder goede
stem heeft maar ook minder weegt. Taylor bepaalt het hele doen en
laten van de meisjes en verandert langzaam maar zeker in het soort
smeerlap dat z’n eigen moeder zou verkopen met een gratis
sleutelhanger bij.
Bill Condon en co willen het liever niet geweten hebben en
houden uit schrik voor rechtzaken angstvallig vol dat hun verhaal
fictie is, maar die hele intrige is rechtstreeks afkomstig uit de
geschiedenis van Diana Ross en The Supremes. De geschoffeerde Effie
staat model voor Florence Ballard, de originele lead zangeres van
The Supremes, Deena is Diana (let op de subtiel gelijkaardige naam)
Ross, Lorrell is Mary Wilson en hufter van dienst Curtis Taylor is
Berry Gordy, de stichter van Motown. Natuurlijk wordt er hier en
daar wel wat gewijzigd aan het echte verhaal en worden
verschillende historische figuren vaak samengebracht in één
personage, maar de pogingen om er fictie van te maken zijn ongeveer
even doorzichtig als een film over Prelvis Esley die trouwde met
Marie-Lisa en een manager had die ze The General noemden. Normaal
gezien zou dat allemaal niets mogen betekenen voor de kwaliteit van
de film, maar in de praktijk komen die krampachtige kunstgrepen
regelmatig kinderachtig en zelfs lachwekkend over. Als je een
musical gaat maken over The Supremes, zég dat dan gewoon en heb dan
ook het lef om de gevolgen daarvan te dragen. Niet alleen het
verhaal, maar ook de hele aankleding ervan, inclusief haar, kledij,
platencovers, logo’s en ga zo maar door, komen zó uit de realiteit
gelopen, maar nee hoor, het gaat over The Dreams.
Daarbuiten gezien is dit een musical die constant moeite heeft
om een verhaal verteld te krijgen tussen de muziek door. Tijdens
het eerste half uur wordt er alleen gezongen wanneer er in het
verhaal zelf een optreden plaatsvindt, daarna veranderden de
verantwoordelijken voor de Broadway show schijnbaar van mening en
lieten ze de personages ook (delen van) hun gewone dialogen zingen.
Het probleem daarmee is dat de muziek de dramatische ontwikkeling
van de film niet verder helpt. Er wordt een punt gemaakt, en dan
wordt dat punt opnieuw gemaakt via een lang uitgerekt muzieknummer.
Eén van de showstoppers uit de film, ‘I Am Telling You I’m Not
Going’, gezongen door Effie, is daar een perfect voorbeeld van.
Effie is al een hele tijd nijdig omdat ze achteruit wordt geschoven
in de groep, tot ze uiteindelijk carrément wordt buitengezet door
Taylor. We krijgen een scène waarin ze dat te weten komt en we haar
reactie zien. En dàn krijgen we dus dat muzieknummer, dat geloof ik
ongeveer tien minuten (!) duurt, en waarin… tja, waarin we dus
zien dat ze ’t niet plezierig vindt dat ze haar job kwijt is.
Begrijp me niet verkeerd, Jennifer Hudson kan zingen dat de
vullingen uit je tanden vallen en ik heb veel respect voor het feit
dat ze daar waarschijnlijk drie à vier dagen op de set die
emotionele noot van hysterisch verdriet heeft moeten vasthouden
terwijl die scène gefilmd werd… Maar ze voegt absoluut niets toe
aan de film, alles dat erin wordt gezegd wisten we al. Vergelijk
dat met pakweg ‘Chicago’ (waarvan het
scenario overigens door Bill Condon werd geschreven): de nummers
daar dreven de intrige, ze kwamen niet nog eens als dood gewicht
bovenop de dramatische scènes te liggen.
Een gevolg daarvan is dat het verhaal als dusdanig nooit echt
tot leven kan komen. We krijgen achteraf snel even te horen dat
Effie in de tussentijd twee jaar lang aan de drank heeft gezeten en
al haar geld op die manier over de balk heeft gegooid (’t is maar
dat we het even weten) en één van de hoofdpersonages sterft zelfs
zonder dat daar al te veel woorden aan worden vuilgemaakt. Dat
krijg je dan als je met je muzieknummers telkens vijf à tien
minuten bezig bent om een voor de hand liggende emotie duidelijk te
maken: dan blijft er voor een afdoend verhaal maar weinig tijd
over. Bill Condon doet z’n best om er hier en daar wat historische
context aan te geven, met verwijzingen naar Martin Luther King en
rassenrellen, maar ook dat maakt niet echt indruk. De aanzet is er
af en toe wel, met dialogen over de manier waarop zwarten vooral
geen seksuele spanning in nummers mogen leggen om de blanken niet
bang te maken, maar uiteindelijk wordt er weinig mee gedaan.
Blijven daar nog de muzieknummers zelf, die allemaal
gelijkaardig klinken en ten prooi vallen aan de verschrikkelijke
R&B-ziekte van lààààng uitgeroooooookken nooooooten. De film
begint in de jaren zestig, wat wil zeggen dat we aanvankelijk nog
wat catchy Motown-nummertjes krijgen, maar eens de plot
zich tot in de jaren zeventig sleept is het huilen met de pet op.
De teksten beperken zich meestal tot melodramatische clichés als
“we are a family” en “I have a dream, the most
beautiful dream”. Maak opnieuw de vergelijking met de vaak
spitse, geestige teksten uit ‘Chicago’ en huil.
Jamie Foxx is oké als schofterige manager en Beyoncé Knowles is
in ieder geval niét irritant als Deena (da’s al heel wat), maar de
film wordt van a tot z gestolen door Jennifer Hudson, die niet
alleen glas kan doen springen met haar stem, maar ook gewoon
geloofwaardig is in haar rol. Doorgaans sta ik nogal sceptisch
tegenover ‘Idool’-mensjes, maar hey, als ze het kan dan kan ze het.
Eddie Murphy waagt zich aan een dramatische rol, maar ik kan er
echt niet aan doen: telkens als ik hem hoor zingen, krijg ik
beelden in m’n kop van Donkey uit ‘Shrek’ die ‘I’m a Believer’
kweelt. Maar dat kan aan mij liggen.
Ergens in de geschiedenis van “zwarte” muziek zit een
schitterende film verscholen, daar twijfel ik geen moment aan. Maar
‘Dreamgirls’ is die film niet, dat is ook zeker. Zou Spike Lee hier
niks mee aankunnen?