Bill Condon draaide aan het begin van zijn carrière een aantal ‘biopics’ die er in slaagden een heel aantal van de valstrikken eigen aan dat genre te omzeilen en degelijk vakwerk af te leveren: Kinsey over pionier Alfred Kinsey die een revolutionair boek schreef rond seksualiteit en vooral Gods and Monsters, een portret van Frankenstein regisseur James Whale (gespeeld door Ian McKellen, die hier opnieuw verenigd wordt met Condon). Het tweede luik van zijn oeuvre is gevuld met eerder onpersoonlijk franchisewerk: eerst met twee weinig begeesterende delen uit de Twilight reeks en meer recent een bijdrage aan de ‘live action’ serie van Disney met Beauty and the Beast. The Good Liar ligt gelukkig meer in de lijn van ’s mans vroegere werk, al kan de film zeker niet tippen aan Condons beste vorm.
The Good Liar is een adaptatie van de gelijknamige roman van Nicholas Searle en het feit dat die zelf meeschreef aan het script zorgt er zeker aan het begin van de film voor dat de premisse op een sterke manier aangezet wordt, voorbeeldig in filmische termen vertaald door Condon. We zien hoe twee senioren elkaar leren kennen via het internet – met een paar kleine leugentjes die hun profiel opsmukken – en vervolgens afspreken in een restaurant. Betty (Helen Mirren) is een weduwe die ooit geschiedenis doceerde aan Oxford, Roy (Ian McKellen) is – of dat beweert hij toch – eveneens weduwnaar en op zoek naar een nieuwe relatie. Heel snel krijgt de kijker de informatie dat Roy een geslepen oplichter is en dat zijn charme en wat onhandige persoonlijkheid zijn ware aard maskeren. Niet alleen aast hij op het geld van naïeve dames, we leren al snel dat ook meer gedurfde operaties een kolfje naar zijn hand zijn. Langzamerhand sluipen er ook meer sinistere elementen binnen en blijkt Roy een veel duisterder personage te zijn dan we aanvankelijk denken, iemand die er niet voor terugschrikt zijn zaakjes met brutaal geweld kracht bij te zetten indien nodig.
Dat de mechaniek van de plot vlot draait is voor een groot stuk te danken aan de vertolkingen: McKellen is bijzonder sterk, maar vooral Helen Mirren zet een knappe prestatie neer als een intelligente vrouw die blijkbaar eenzaam genoeg is om te vallen voor de charmes van een man die duidelijk niet helemaal bij haar past en haar voorzichtigheid te snel laat varen, op zoek naar liefde.
Halverwege de prent begint het evenwicht tussen de vakkundige maar wat onpersoonlijke stijl, het scenario en de vertolkingen echter te stokken: het verhaal neemt een andere wending die meer dramatische spankracht vereist en de film lijkt daar niet helemaal tegen opgewassen te zijn. Het zorgvuldig opgebouwde trage ritme moet nu plots een hele reeks nieuwe zaken ondersteunen en die ommezwaai blijkt echt niet te werken. Wellicht was het mogelijk in het boek om heden en verleden op optimale wijze met elkaar te laten versmelten, in de filmversie werkt die aanpak niet en krijgt The Good Liar het in het laatste half uur bijzonder moeilijk om boeiend te blijven. Ook de finale lijkt te veel hooi op de vork te nemen en mist de rustige zelfzekerheid van het eerste deel.
Voor een film die het vooral moet hebben van plot en veel minder van stilistische finesse, is het nefast wanneer de wieltjes van de verhalende mechaniek beginnen vast te lopen. Een echte mislukking is dit zeker niet, maar dit is een film die zelfs met de beste wil ter wereld er niet in slaagt om ook maar een enkele minuut te blijven hangen na het rollen van de aftiteling.