Met Takk bewijst Sigur Rós dat het na het zwarte () terug licht aan de kim ziet. Lichter, vrolijker en vrediger toont de IJslandse groep dat ook songs over hooimijten kunnen ontroeren. "We zijn duidelijk rijper geworden", aldus toetsenist Kjartan Sveinsson, "na eerst een kinderachtig naïef en dan een saai deprimerend album. Grapje!" Takk in de woorden van de groep zelf:
Takk…
Sveinsson: "Het heeft echt niets met genialiteit te maken, wat wij doen. Er is niets slims aan Sigur Rós. Songs ontstaan gewoon door maar wat te proberen. Hoe noem je dat ook weer? Spontaan. Maar goed: jaja, deze muziek komt van ergens diep in de bergen van IJsland." (lacht)
Glósóli
Sveinsson: "Yup, de strijkstok werd opnieuw bovengehaald voor dit album. Ik weet niet meer welke song het was, maar op een bepaald moment zaten we vast met een nummer en toen greep Jonsi (Birgisson, zang en gitaar) naar zijn strijkstok en plots klopte het. Het was op "Glósósli" denk ik."
Jonssi Birgisson (zang/gitaar): "Het is een gek instrument om te bespelen, hoor, gitaar met strijkstok. Het voelt soms alsof je een wild paard moet temmen."
Georg Holm (bas): "Toen we dit nummer begonnen te schrijven wisten we waar het naartoe moest. Het zou uitbarsten in een soort explosie, omdat er door het nummer heen zoveel energie wordt opgebouwd: we beginnen zacht en het blijft maar op en op bouwen. Voor ons voelt het vrij evident aan dat een song zo is en ik heb het gevoel als we optreden dat ook het publiek die opbouw van energie inwendig voelt. Als het dan uiteindelijk echt ontploft is dat een geweldig gevoel."
Hoppípolla
Sveinsson: ""Hoppípolla" is het enige nummer dat we niet samen in het zwembad (dat de groep tot studio ombouwde, mvs) schreven, maar dat in de controlekamer werd gemaakt. We hadden een eindeloze loop en daarover hebben we een song gemaakt."
Birgisson: "Tegelijk klinkt het erg alsof het op Agætis Byrjun had kunnen staan."
Orri Páll Dýrason (drums): "Het klinkt erg vrolijk en levendig. We hebben al zitten lachen dat het een oude reclame voor Coca Cola had kunnen zijn. Of zoiets."
Med Blonasir
Sveinsson: "In december realiseerden we ons pas wat we in handen hadden, wat voor plaat Takk werd. Voor één keer hebben we vroeg in de opnames al bepaald wat de volgorde van de nummers zou zijn, wat we normaal niet doen. Normaal veranderen we die tot op de laatste minuut, maar hier voelden we meteen hoe het zou moeten klinken. Misschien wil dat zeggen dat het een goed album is."
Sé Lest
Sveinsson: "Voor Takk hebben we Björk’s celeste geleend en dit moet het eerste nummer zijn waarop we hem gebruikten. Zo evolueerden we ook wat van klank en dat is toch erg belangrijk."
Holm: "We wilden altijd al een celeste uitproberen maar het was er nog niet van gekomen, hoewel we al heel wat glockenspiels en gelijkaardige instrumenten hadden gebruikt. Zo schrijven we wel vaker songs: gewoon een nieuw instrument uitproberen door er iets op te schrijven. En dan gebruiken we dat instrument misschien voor nog vijf tracks, en dan vinden we een nieuw speeltje. Of we blijven het gebruiken."
Sveinsson: "Met "Sé Lest" moesten we ons inhouden. We hadden het veel verder kunnen drijven: er zat orkestrale basdrum in en nog veel meer geluidjes. Het is nogal een studiosong met al die orkestrale toevoegingen, maar we kunnen het wel live brengen. Al zal het niet gemakkelijk zijn."
Sæglópur
Holm: ""Sæglópur" heeft ons wel wat verrast. We hadden nooit verwacht dat we ooit zo’n rock-’n-rollsong zouden schrijven en hem zelfs nog goed vinden ook. Ik speel het graag: het is bijna klassieke rock, zelfs al zou niets dat we doen ooit zo klinken. De structuur van de song is echter heel klassiek. Meestal als mensen ons vragen wat voor muziek we spelen, zeggen we dat we rock spelen, maar onder ons zeggen we eigenlijk gewoon dat we popmuziek maken."
Páll Dýrason: "Onze songs lijken wel lief en vloeiend, maar eigenlijk gebruiken we heel wat dirty geluiden. Yeah, daar houden we wel van."
Mílanó
Sveinsson: "Het is goed om een nummer als "Mílanó" te hebben. De rest van het album is nogal ’vol’ en het kon een rustpunt als dit wel gebruiken. Het is zoals die oude Leonard Cohensongs waar zijn stem heel erg dichtbij is, zijn gitaar daaronder, en dan héél ver op de achtergrond — als je goed luistert — misschien wat strijkers of een stel achtergrondzangeressen. Het gaat om dingen die er niet echt zijn, maar er toch zijn en die de song maken tot wat hij is. Dat is prachtig als je daarin slaagt. Niet alles hoeft vooraan in de mix te zitten. Zo werkt het niet."
"Het is trouwens Amína, ons strijkkwarket, dat het arrangement van "Mílanó" meeschreef. Ze hebben een heel andere en strenge benadering: clichés zijn strikt verboden, clichés die ik met plezier en met opzet zou gebruiken. Zij weigeren dat."
Gong
Holm: ""Gong" is waarschijnlijk het oudste nummer op de plaat: we schreven het nog terwijl we voor () aan het toeren waren, en dus heeft het waarschijnlijk eenzelfde sfeer. Je weet dat we die plaat hebben opgenomen nadat we die heavy songs al drie jaar live hadden gespeeld. Dat was moeilijk. Deze keer ging het een stuk vlotter omdat we de songs schreven en opnamen op hetzelfde moment. Dat was erg leuk, vooral omdat sommige eigenlijk maar half af waren toen we ze op band zetten."
Andvari
Sveinsson: "Het is onze power ballad. Zoals The Scorpions."(lacht)
Holm: "We hebben tijdenlang geprobeerd om dat stukje in "Gong" zelf te verwerken, maar we kregen het er nooit ingepast. Maar nu heeft het op Takk een eigen leven gekregen en is het een aparte song geworden. Zelfs al is het deel van "Gong", het is ook iets totaal anders."
Svo Hljótt
Holm: "Soms schrijven we op een maand twintig songs waarvan we er drie onthouden. Het gebeurt dat we gewoon in de studio komen en een uur lang dezelfde drie akkoorden of dezelfde loop staan te spelen. Toen we de songs voor Takk schreven hadden we allemaal het gevoel dat we iets nieuws deden. We namen een nieuwe start: we hadden () opgenomen, ervoor hadden we getoerd. Het was achter de rug, die vier jaar telkens dezelfde songs. Nu lieten we dat achter ons en begonnen we gewoon opnieuw."
Heysátan
Holm: "Om teksten voor dit album te schrijven zijn we gewoon gaan samenzitten en luisterden we naar de songs in de hoop dat er ideeën zouden komen. Het grappige is dat we allemaal dezelfde ideeën bleken te hebben waar ze over gingen: we zagen dezelfde beelden erbij. "Heysátan" is één van de eerste nummers waarbij we dat probeerden en het was erg vredevol. Alsof iemand stierf."
Sveinsson: "Bij "Heysátan stelde ik me een oude man voor die uitkijkt over een vallei of een veld, of de zee. Hij gaat sterven en zit gewoon neer op het gras. En hij weet dat hij gaat sterven, maar hij heeft er vrede mee want hij heeft een goed leven gehad. Hij is blij dat hij nu mag gaan. Dat soort gevoel."
Páll Dýrason: "Ja, het is erg vredevol en vrij van angst. Het is gewoon een klein verhaaltje over een stervende man."
Holm: "Ons eerste album, Vòn, betekende "hoop" in het IJslands. Ik herinner me nog waarom dat was… "melancholie" is nog zo’n woord. Het zijn dingen die we alle vier voelen als we de songs spelen. In melancholie zit altijd dat beetje hoop, het is een fijn gevoel. "Introvert", dat is het woord: je bent in jezelf gekeerd, een beetje down, maar tegelijk voel je je ook goed. Er is iets prettigs, iets warms ergens in de muziek."
Sveinsson: "Yeah, Takk is ons vrolijke album. Sigur Rós is in de eerste plaats een rockband. We zijn opgegroeid met rockmuziek en we spelen luid en soms vrij snel ook. Dus ik beschouw ons, Sigur Ròs, als Rock-’n-Roll."
Sigur Rós speelt op 7 november in de 013 in Tilburg.