Oh, wat is dit pijnlijk. Ik ben een fan van de ‘Austin
Powers’-reeks, echt waar. De eerste twee avonturen van Engelands
meest shagadelic geheim agent waren uitstekende voorbeelden van hoe
domme humor toch kan werken, indien het met voldoende know how en
gevoel voor ironie wordt gebracht. En dan komt er dit derde
avontuur, en plotseling gaat het allemaal zo vreselijk fout.
Het grootste probleem ligt niet eens in de grappen – wie de
vorige afleveringen geestig vond, zoals ik, zou hier in principe
geen probleem mee mogen hebben. Het is de mentaliteit van de
eerdere films die verloren is gegaan. ‘International Man Of Mystery’ en ‘The Spy Who
Shagged Me’ waren in essentie onschuldige komedietjes die
refereerden naar de oude James Bondfilms, en de toon was er dan ook
naar – speels, luchtig, soms onbeschoft maar altijd met de beste
bedoelingen. ‘Goldmember’, daarentegen, lijkt meer te refereren
naar de vorige Austin Powersfilms dan naar James Bond. Het lijkt
wel een parodie op een parodie te zijn geworden. En dat is één
parodie teveel.
Het verhaal, voor zover daarvan sprake is, draait rond een
zoveelste gemeen plan van Dr. Evil – ditmaal wil hij via zijn
tijdmachine de Nederlandse supercrimineel Goldmember (driemaal
raden hoe hij aan die naam kwam) naar het heden laten overkomen.
Vervolgens wil hij met een laserstraal die zich op een ruimtebasis
bevindt in de vorm van een gigantisch stel borsten, een enorme, in
de ruimte rondzwevende blok goud op aarde laten neerstorten. De
impact van dat goud zal de ijskappen doen smelten en de aarde onder
water doen lopen, tenzij de Wereldfederatie (de wàt? de
Wereldfederatie) hem een miljoen biljoen galjoen triljoen enz.
dollar betalen.
Oké, leest u de vorige paragraaf nog maar eens, tot u het
gesnapt hebt. Die plot uit elkaar gaan halen op basis van
onnozelheden, onmogelijkheden en gewoon zuivere waanzin, zou
verloren moeite zijn. Het is net het punt dat niets van het verhaal
ook maar op enige manier zinnig is. Daar kan ik dus niet echt
moeite mee hebben. Wat mij wél stoort, is dat dat verhaal, such as
it is, niet eens aan z’n eigen interne regels van de logica
voldoet. De vorige Austin Powersfilms deden dat wél. Of Dr. Evil nu
een kernraket wilde lanceren of via een laserstraal vanop de maan
de wereld wilde veroveren, de films wisten wat het uiteindelijke
doel was, en dat doel lieten ze nooit verloren gaan onder de
waanzin. Dr. Evil wil dít bereiken, zó wil hij dat doen, en Austin
Powers wil hem tegenhouden. Deze keer echter, moet je gaandeweg
vaststellen dat het personage van Goldmember zelf niet eens nodig
is om het verhaal in werking te stellen. Het is altijd een veeg
teken wanneer het titelpersonage overbodig is voor de film, zelfs
al gaat het dan maar over Austin Powers. Dit is een film van als
los zand aan elkaar hangende sketches; nergens valt er enige
samenhang te vinden. Het enige dat je wel krijgt, is een nogal
vermoeiende chaos aan ideeën, sommige leuk, sommige niet, geen
enkel zo goed uitgewerkt als hij had kunnen zijn.
Goede smaak valt, zoals het hoort, ver te zoeken in
‘Goldmember’. Fat Bastard maakt zijn terugkeer als sumoworstelaar
die monologen afsteekt die ons eraan herinneren dat er bepaalde
zaken zijn over de stoelgang van een ander mens die je niet wilt
horen. Goldmember zelf is een schurftige, met sproeten bezaaide
Hollander die reepjes van z’n eigen schilferende vel afscheurt en
ze vervolgens opeet. En ook voor het overige lijken er minder
grappen over shagging te gaan en méér over alle lichaamsfuncties
waarvoor een toilet werd uitgevonden. Over smaak valt niet te
twisten, en zeker niet over slechte smaak. Maar beeldt u zich het
niveau in van de scène in ‘The Spy Who Shagged Me’ waarin Austin
stront drinkt, en dàt anderhalf uur lang.
Niet alleen een aantal vaste personages kregen een vernieuwd
contract voor deze film, maar ook een groot aantal grappen. Dr.
Evil die Scott niet wil laten uitpraten, Austins vermogen om voor
onbepaalde duur te blijven urineren, de tragiek achter het
personage van Fat Bastard… We hébben het allemaal al eens gezien,
en eens je dezelfde grap voor de derde keer gehoord hebt, is het
leuke er eerlijk gezegd wel af. Vandaar ook dat Goldmember minder
aan James Bond dan aan de vorige Austin Powersfilms te danken
heeft. Zelfreferentie wordt echter nergens zo hoog gedreven als in
de openingssequens, die best wel grappig is, maar toch ook weer
baadt in dat ons-kent-ons sfeertje waar ik zo’n hekel aan heb.
Grote sterren komen even een cameootje doen waarin ze pretenderen
met hun eigen imago te spotten, maar juist door dat te doen, bouwen
ze in de publieke opinie hun imago ook weer op: ze profileren zich
als iemand die zichzelf kan relativeren, namelijk, en dat is een
gegarandeerde manier om je populariteit de hoogte in te
krijgen.
Wat voor nieuwe ideeën er dan toch terug te vinden zijn, zijn
vaak wél geestig – Austin die naar 1975 reist in een pimpmobile,
Dr. Evil die een eigen versie van ‘Hard Knock Life’ zingt terwijl
hij in de gevangenis zit – maar ze gaan verloren onder de chaos.
Met het extra budget dat deze film ter beschikking had, lijkt
regisseur Jay Roach alle controle over zijn project verloren te
hebben. Speciale effecten duiken te pas en te onpas op, maar ze
worden zelden op een geestige manier gebruikt, en ze zijn veel te
goed om de sfeer van de oude Bondfilms tot leven te wekken.
En dan is er natuurlijk nog Beyoncé Knowles, zangeres (nu ja)
bij Destiny’s Child, die hier een eerste grote rol speelt als
Powersgirl van dienst. Ik zal in het midden laten of ze kan zingen
of niet, maar acteren is duidelijk niet haar ding. Ze loopt nog net
geen rekwisieten omver, en daar mogen we al blij om zijn. Ik zat na
een half uur te bidden dat Heather Graham zou binnenwandelen om
Knowles met een welgemikte judo chop buiten te kegelen.
Een andere nieuwe bijrol is weggelegd voor Michael Caine als
Austins vader, die doet wat hij kan in de rol, en met de moed der
wanhoop een stiff upper lip houdt, maar de meubelen ook niet kan
redden. Toch, ere waar ere toekomt: hij zit in de grappigste scène
van de film: Austin en zijn vader die onder elkaar een bizarre
variant van het Brits Engels praten, is het enige oprecht
hilarische moment dat ‘Goldmember’ rijk is.
Ik vind het pijnlijk om het te moeten zeggen, maar ik vrees dat
de Austin Powers-franchise onderhand zo dood is als de
spreekwoordelijke pier – de hersens ingeslagen met te veel dollars
en computerwerk. Laat de doden in vrede rusten.
http://www.austinpowers.com