De cirkelende rookwalmen trekken langzaam op, de onafwendbare kater
krabt al zachtjes aan het achterhoofd en enkele schaarsgeklede
deernes draaien zich nog eens op hun andere zij. Al strompelend
naar de koelkast schudt je het hoofd om die laatste Duvel en de
zoveelste draaibeurt van ‘Vessels’, het debuut van Wolf & Cub.
Deze Australiërs mengen verschillende rockvarianten namelijk tot
een spacegebak dat uw hedonistische braspartijen dat onontbeerlijk
psychedelisch extraatje zal bezorgen. Wat grammen stoner en prog,
een stevige pollepel glam, een paar snuifjes psychedelica en klaar
is cake. Wolf & Cub laat de ochtendnevel van Secret Machines
samenvloeien met de mist van Black Rebel Motorcycle Club om een
marihuanasmog te creëren die willens nillens naar het hoofd
stijgt.
Wolf & Cub is al groot in hun thuisland, heeft er al tours met
TV On The
Radio, QOTSA, The Killers en
Wolfmother op
zitten en lijkt met dit debuut klaar om ook Europa te laten drijven
in hun morsige grooves en psychedelische jams. In Castle of Doom,
de studio waar Mogwai zijn
instrumentale rockcreaturen op band zet, mocht Tony Doogan zich
voor een keer concentreren op zompige rockmoerassen in plaats van
woeste postrockbeesten. Nog meer dan bij andere rockbands vormt
percussie het geraamte van Wolf & Cub. De band heeft dan ook
twee drummers in huis. De drumtandem Joel Carey en Adam Edwards
trekt aan de kar en afwisselend scherpe en botte gitaarlagen liggen
stevig te flikflooien in het hooi. Zowel in het titelnummer als in
single ‘This Mess’ jakkeren de loden drums over de kasseien en
gitaren die nu eens als QOTSA of Led Zeppelin en dan weer als BRMC
of Black Crowes klinken, vallen gretiger over elkaar dan
wielrenners op de Kemmelberg.
Echt psychedelisch wordt Wolf & Cub pas met de instrumental
‘Rozalia Bizarre’. De joint is op het tapijt gevallen en een
uitslaande brand van op hol geslagen gitaren bouwt geduldig op naar
een waanzinnig rockinferno. Gelukkig volgt al snel het ingetogen
‘Hammond’ om verstikkingsverschijnselen tegen te gaan. Deze band
aardt echter niet in een bedaard tempo en ‘March Of Clouds’ mag de
trip weer op gang trekken met betonnen drums, een ijzeren gordijn
van gitaarpartijen en de stem van Joel Byrne die te hard probeert
om de hogere Robert Plant-regionen op te zoeken.
Wie Requiem For A
Dream gezien heeft, weet echter dat een drugstrip zijn minder
fraaie kantjes kent en ook Wolf & Cub is niet in staat om
constant te entertainen. ‘Kingdom’ en ‘Conundrum’ zijn bijvoorbeeld
methadon van wel erg povere kwaliteit. Rokerige feedback schuifelt
doelloos rond en wil een zen-moment inbouwen, maar komt niet verder
dan een slaapverwekkend en weinig deugddoend surrogaat voor het
echte spul dat Wolf & Cub al heeft laten horen. ‘Steal Their
Gold’ mag daarna dankzij een verstopte uitlaat van noise en woeste
drumslagen nog eens stevig ronken en ‘Vultures’ is een gepaste
afsluiter die van Beck had kunnen zijn als die zijn collectie
psychedelica-platen in de fik had gestoken en de stinkende walmen
had geïnhaleerd.
Wolf & Cub zal zowel jonge rockhonden aanspreken als vijftigers
die wegdromen op de tonen van the best of The Doors. Geef deze
plaat cadeau aan uw oom die constant zit te pochen over zijn
seksuele escapades in de sixties of aan uw neefje dat Ketnet
ontgroeid is en stilaan wil verzuipen in een modderstroom van
gitaren. Uw familiefeestjes zullen nooit meer dezelfde zijn!