Ze speelden een essentiële rol in het vormgeven van de muziekcultuur van de jaren zestig, en tourden zich daarna nog decennialang te pletter. Ondertussen vergaarde The Grateful Dead misschien wel de meest obsessieve fanbasis aller tijden, fans die meer op u en ik lijken dan u op het eerste gezicht zou zeggen. En zo was The Grateful Dead eigenlijk de eerste band van de éénentwintigste eeuw.
Sinds de afscheidsconcerten die The Grateful Dead afgelopen zomer gaven naar aanleiding van hun vijftigste verjaardag, staat de band weer volop in de belangstelling. En sinds The National daarna hun prestigieuze Day Of The Dead compilatie voorstelde (zie onze recensie van vorige week), gingen ook de hippere muziekliefhebbers voor de bijl. Niet slecht voor een bende hippies wiens hoogtepunt al weer enkele decennia achter ons ligt, en wiens muziek in de pers zo lang verguisd werd.
En niet alleen op muzikaal vlak was De Dead vernieuwend, ook wat betreft omgang met fans en concertregistraties was de groep zijn tijd ver vooruit. Het valt nu misschien moeilijk voor te stellen, maar er was een tijd dat sommige groepen het zich konden veroorloven om simpelweg niet te touren. Het bekendste voorbeeld zijn natuurlijk The Beatles, die in de tweede helft van zijn bestaan het optreden voor gillende fans opgaven om zich volledig op de studio te focussen. Brian Wilson bleef evenzeer mooi thuis als de rest van The Beach Boys weer eens naar de andere kant van de wereld trok. En ook minder iconische groepen spendeerden vaak meer tijd in een opnamestudio dan in een tourbusje. Bands die een of twee platen per jaar opnamen, waren geen uitzondering, maar de regel. Natuurlijk gold dit niet voor iedereen, en een Jimi Hendrix tourde zich bijvoorbeeld ook te pletter. Maar toch was de verhouding opnemen/optreden toen heel anders.
Goed geoliede tourmachine…
Niemand komt daarbij echter in de buurt van The Grateful Dead. In het verhaal van de groep zijn de studioplaten vaak voetnoten (op enkele uitzonderingen als American Beauty na). Van bij het begin, toen de groep nog de soundtrack voorzag bij psychedelische LSD-feestjes in San Francisco, was de essentie van The Dead enkel live te vatten. Op plaat moesten hun nummers, alleen al op vlak van tijd, door de beperking van het medium vaak aan de ketting. Live kon de groep zich echter verliezen in lange jams waarbij niets vastlag. De muzikaliteit van de groepsleden kwam pas op het podium, in de kolkende solo’s en het intense samenspel, echt naar voren.
Het beste voorbeeld is natuurlijk “Dark Star”: in de eerste versie een single van amper een dikke twee minuten, live echter een monster waar de muziek alle kanten uitschoot. Of het nummer nu een kwartier of vijftig minuten duurde, of het bij psychedelica bleef of de freejazz het overnam, allemaal even goed. Later gold dit ook voor nummers als “Eyes Of The World” of “The Other One”: op plaat nogal braaf, tijdens optredens kolkende jams. De nummers vloeiden dan ook nog eens allemaal in elkaar over tot een lange stroom van muziek ontstond. De groep en het publiek, helemaal meegevoerd en van de wereld, versterkten elkaar, tot ze bijna een geheel vormden en samen opgingen in de trip die The Grateful Dead live waren. Het mag dan esoterisch klinken, maar er waren weinig groepen die op het podium zo in connectie stonden met hun publiek.
De decennia daarna zou de groep een goed geoliede tourmachine blijven die op enkele kalmere periodes na (meestal te wijten aan gezondheidsproblemen door het overmatige druggebruik van frontman Jerry Garcia) decennia zou blijven doorgaan. De groep speelde in zijn carrière duizenden concerten. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat het aantal liveplaten dat de groep in de loop der jaren uitbracht, oploopt tot enkele honderden. Met het tellen van de massa bootlegs die in omloop zijn, kun je een mensenleven vullen. Ze zijn op die manier dé belichaming van de tourband die leeft voor het podium.
…Vergezeld door extatische Deadheads
Dat de band tijdens liveoptredens zijn publiek in zo’n extreme staat van vervoering kon brengen, al dan niet met behulp van illegale middelen, zorgde er ook voor dat ze na een tijdje een heel fanatiek aanhang verwierven. Daarnaast bleven ze ook naast het podium benaderbare mensen die heel dicht bij hun fans stonden. Devote fans volgden hun favoriete band op tournee van stad naar stad, zodat ze geen enkel optreden zouden moeten missen. Voor en na het concert wisselden fans gretig cassettes uit op parkeerplaatsen naast de concertzalen, of zonden ze met de post naar elkaar toe. Bijna elk concert van The Grateful Dead werd wel door één of meerdere Deadheads — want zo werden de meest devote fans genoemd — opgenomen.
Door het intensieve contact tussen de fans verdwenen die concertopnames vervolgens razendsnel in het bootlegcircuit. Daarna konden ellenlange discussies ontstaan over wat nu bijvoorbeeld de beste versie van het nummer “Dark Star” is (voor velen is dat de versie die ze op 18 februari 1971 speelden in het Capitol Theater in Port Chester, New York. Dan weet u dat ook). Het communitygevoel tussen fans werd nog meer versterkt door de vele randactiviteiten die Deadheads opzetten rond concertzalen, waar ze onder andere zelfgemaakte T-shirts van de band verkochten. The Grateful Dead werd zo veel meer dan een groep: ze waren een manier van leven. Een manier van leven die bovendien diep vervlochten was met de Amerikaanse tegencultuur.
Bibberige smartphonefilmpjes
Dit soort soms lichtelijk beangstigende vormen aannemende fandom doet wat denken aan hoe fans in het internettijdperk hun favoriete band aanbidden. Sinds de platenverkoop ingestort is, kan bijna geen enkele band het zich nog veroorloven niet de hort op te trekken na de release van een album. Groepen als The National touren jaren na elkaar met dezelfde plaat, die vaak meer excuses zijn om nog maar eens op tournee te vertrekken. En praktisch elke groep die nu nog tegen de Hoge Platenpiefen zou zeggen dat ze meer dan één plaat per twee jaar wil uitbrengen, staat binnen de twee minuten weer op de koude straatstenen. En dus doen bands elk jaar opnieuw dezelfde zalen en festivals aan om op die manier toch rond te komen en de dalende platenverkoop te compenseren.
En net zoals dat bij de bootlegcultuur rond The Grateful Dead het geval was, staan er nu soms vijf minuten na een concert al filmpjes op Youtube, waarna fans en critici kunnen beginnen discussiëren over de unieke accenten dat hun favoriet nummer deze keer meekreeg, en over hoe lang het geleden was dat een bepaald nummer nog gespeeld werd (zie voor recente voorbeelden The Cure en Radiohead). Via het internet kunnen fans elkaar én de bandleden van hun favoriete groep veel makkelijker vinden, contacten leggen, discussiëren of filmpjes en audiobestanden uitwisselen. Fanwebsites, blogs en Facebookpagina’s floreren, en het uitpluizen van het leven en werk van een groep vraagt slechts enkele muisklikken. Deze nieuwe wijze van omgaan met je favoriete band vertoont heel wat gelijkenissen met de obsessieve bootleg-, cassette- en discussiecultuur rond The Grateful Dead.
Waar Deadheads vroeger honderden bootlegs van hun favoriete band in hun kast hadden liggen, kunnen fans nu in een muisklik een volledige discografie downloaden, inclusief die ene moeilijk te vinden EP en een karrevracht aan liveopnames. Elke muziekliefhebber kan hele avonden vergooien aan het bekijken van met bibberige smartphones opgenomen concerten. Muziek is zo meer dan ooit een (digitaal) massaconsumptiegoed. Zeg nu nog eens dat de muziekwereld niets kan leren van een bende oude hippies. Ook al is het dan misschien niet zoals zij dat ooit gewild hebben.