Verandering van spijs doet eten. Na jaren van omzwervingen door de Verenigde Staten trok Steve Wynn naar Slovenië om er zijn tiende album op te nemen. Het werd meteen een plaat met een bijzondere status in zijn reeds indrukwekkende carrière.
Lees de recensies over Wynns werk er op na en de kans is groot dat de aandacht vooral wordt toegespitst op het verleden van de man met 80’s gitaarband The Dream Syndicate en de Paisley Underground-stroming waar hij deel van uitmaakte. Feit is dat Wynns soloparcours de laatste twintig jaar minstens even boeiend was. Zijn platen zijn dan wel gespeend van vernieuwing en opzichtige troeven, maar hun oerdegelijke kwaliteit heeft ervoor gezorgd dat hij mag rekenen op een kleine, maar erg loyale aanhang. Zijn recente trilogie met The Miracle 3 (Here Come The Miracles (2001), Static Transmission (2003) en Tick…Tick…Tick (2005)) was een éclatant succes (vooral het eerste behoort, wat ons betreft, tot het beste van de 00’s), maar het was tijd voor iets anders.
Wynn trok naar Ljubljana om een nieuw album op te nemen in de home studio van Chris Eckman (The Walkabouts). Die laatste liet het initiatief volledig aan Wynn: als die een nieuwe song had, nam hij niet enkel gitaar en zang, maar ook de bas- en toetsenpartijen voor zijn rekening. Zodra er genoeg songs waren werd de hulp ingeroepen van een Praags kamerorkest en een vrouwenkoor en werden enkele bevriende muzikanten ingeschakeld om de resterende gaatjes op te vullen. Het resultaat is een plaat met de bescheiden charme van een thuisopname én de ambitie van een gewaagd project, een werk van Wynns dat zowel als het meest persoonlijke als verrassende mag gezien worden.
De Slavische invloed laat het duidelijkst zijn sporen na in de korte stukken die Crossing Dragon Bridge openen en afsluiten ("Slovenian Rhapsody 1 & 2"), maar ook daartussen, in de elf songs die het terrein tussen intimistisch en exuberant verkennen, kan gesproken worden van een Europees aanvoelend sfeertje dat het album onderscheidt van zijn voorgangers. Wynn kent als zanger én muzikant zijn beperkingen, al wordt dat steeds gecompenseerd door kwalitatieve songschrijverij en een talent voor melodieën die blijven nazinderen. Bij Crossing Dragon Bridge is dat niet anders: net als zijn vorige werken onthult het zichzelf spoedig als een raamvertelling zonder noemenswaardige inzinkingen.
Het wiegende "Manhattan Fault Line" koppelt akoestisch aan elektrisch en introvert aan bombastisch met steeds aanzwellende strijkersarrangementen. In vergelijking met zijn kenmerkende gitaarrock en psychedelische powerpop klinkt het resultaat verrassend barok, uniek maar geslaagd. In het weemoedige "When We Talk About Forever" gaat het er gelijkaardig aan toe, waardoor er een haast filmische kwaliteit ontstaat. Die aanpak wordt echter het meest verrassend aangewend in het beklemmende "Punching Holes In The Sky", dat elegant drama à la The Tindersticks suggereert met donkere viool- en cello-inkleuringen.
Niet alles wijkt af van de traditionele aanpak; zo sluit de koortsige neo-psychedelica van "I Don’t Deserve This" aan bij het werk met The Miracle 3 en kost het weinig moeite om je voor te stellen dat die band "Love Me Anyway" zich op een podium zou kunnen verbouwen tot een opwindende gitaarstorm. Ook het minimalisme van "She Came" en het broeierige "God Doesn’t Like It" had zonder probleem op oudere albums gekund. Het is echter de inventieve productie die de songs een sound meegeeft die hij een aantal jaar geleden nooit zou hebben gehad. "Annie & Me" wordt zo bijvoorbeeld aangedreven door drumcomputers. Ondenkbaar! En het wérkt, al is die plotse wending halverwege het nummer net té slepend om de aandacht vast te houden. Dan liever de botsende volksdans van "Wait Until You get To Know Me".
Het is even wennen, maar Crossing Dragon Bridge is een geslaagd experiment te noemen. Folkrock, psychedelische pop, 80s gitaarrock en Oost-Europese invloeden werden in een modern, licht excentriek jasje gestoken, en het zit Wynn als gegoten. Op die manier lijdt het geen twijfel dat ook dit album de tand des tijds moeiteloos zal doorstaan en een waardevolle bijdrage zal leveren aan een oeuvre dat nog steeds hopeloos wordt onderschat.