De jongelieden van Sleepy Sun zijn schatplichtig aan vaders platenkast. Met één been in de jaren zeventig en het andere in het huidige tijdsbestek weten ze met Fever een brug te slaan tussen twee generaties
Op Embrace deden ze het ons al een keertje voor. Aan de hand van scheurende gitaren, dampende riffs en woeste drumpartijen probeerde het Californische zestal de psychedelische seventies nieuw leven in te blazen. Het resultaat moet hen enigszins zijn tegengevallen. Op Fever doen ze hun kunstjes nogmaals over.
Net als op de voorganger worden we meteen in een kolkende klankenstorm meegezogen. Een langgerekte spanningsboog trekt "Marina" op gang. Driftig om zich slaande gitaren en bijtende drumpartijen beuken als op hol geslagen wildemannen op ons in. Snoeihard, dat wel, maar zweverige zanglijnen verlichten op tijd en stond de pijn. Wanneer we denken finaal onderuit gehaald te worden doen bevreemdende oerwouddrums hun intrede. Ze stuwen het nummer in een geheel andere richting om uiteindelijk toch in een meedogenloze finale uit te monden. Laat het ons al na één nummer duidelijk stellen: de heren en dame van Sleepy Sun zijn meesters in het zalven en slaan.
Meer contradictorische pieken en dalen vinden we ook terug op nummers als "Wild Machines" en "Freedom Line" waar lang uitgesponnen en agressieve climaxen steevast voorafgegaan worden door eerder minzame zangpartijen. Het algeheel gebrek aan enige vorm van structuur wordt misschien wel het meest duidelijk op "Desert God". Wat begint als een melancholische woestijnballade wordt halverwege overgenomen door ritmisch slagwerk en een verschroeiende mondharmonica.
Gelukkig wordt al dat testosterongeweld bij tijden getemperd door Rachel Fannan, het enige vrouwelijke lid van de band. Met haar zeemzoet zalvende stem probeert ze steevast de verhitte gemoederen keer op keer te bedaren. Een opdracht waarin ze op wonderlijke wijze weet te slagen. Fannan last met melodieus zweverige zanglijnen pientere adempauzes in tussen alle psychedelische uithalen. Op "Rigamaroo", een dartele folksong, en het slepende Ooh Boy blijven de vernietigende uithalen zelfs helemaal op stal, wat er toe leidt dat deze Sleepy Sun zich op gezette tijden op het terrein van Black Mountain weet te wagen.
Dit alles maakt Fever tot een uitstekende rockplaat met Woodstockallures die zich een eigenzinnige weg weet te banen doorheen het hedendaagse muzieklandschap. Voortdurend refererend naar helden als Jefferson Airplane, Grateful Dead en Led Zeppelin vervolgt Sleepy Sun de weg die ze met Embrace insloegen. Een eigentijdse toets weerhoudt hen van ondoordacht kopieerwerk en verleent hen het bestaansrecht dat ze op Embrace wat misliepen. Een plaat die put uit het verleden om de toekomst van de psychedelische rockmuziek veilig te stellen. Bij tijden o zou oud, maar vooral brandend actueel.