Nadat Placebo drie jaar geleden Meds uitbracht, ging het van kwaad naar erger met de band. Hoewel Placebo altijd al een imago van seks, drugs en rock-‘n-roll met zich meesleepte, eindigde de Meds-tournee desastreus. De band was een puinhoop en stond op imploderen. Toch was ophouden geen optie en na een wissel achter de drumkit, staat de band er zowaar opnieuw, vitaler dan ooit.
Hoewel artiesten die claimen dat ze het rechte pad gevonden hebben doorgaans minder geloofwaardig blijken dan lui die goed bestuur beloven, oogt Placebo effectief verrassend fris. Een zowaar grapjes makende Brian Molko wordt, als enig Franssprekend bandlid, gekaapt door een Waalse tv-ploeg zodat goddeau z’n beste Zweeds afstoft voor een gesprek met bassist Stefan Olsdal. Gelukkig geeft nieuwbakken drummer Steve Forrest de voorkeur aan Engels als communicatietaal zodat het gesprek, ondanks de benepen kleedkamer, toch enigszins vlot verloopt.
enola: Heren, Battle For The Sun werd aangekondigd als een nieuwe start. Her en der heet het zelfs dat het een opgewekt album is. Maar toch zit er nog een zekere donkerte in.
Stefan Olsdal: “Ik zou Battle For The Sun zelf geen opgewekte plaat noemen. Maar het is een meer naakte plaat, op een of andere manier. De duisternis is op dit album niet zo prominent aanwezig. Kijk, we zijn uiteindelijk een popband en popbands maken muziek die soms licht is en soms donker. En het een sluit het ander niet uit. Battle For The Sun mag dan misschien wel wat opgewekter klinken dan ons vorig werk, vaak gaan de nummers over innerlijke conflicten, wat niet noodzakelijk een happy onderwerp is. Maar, en dat is het belangrijkste verschil, er is meer hoop aanwezig op deze plaat.”
enola: Hoe komt die hoop naar buiten in de muziek?
Osldal: “In de albumtitel zit al veel hoop verscholen: de hoop op een betere volgende dag, maar ook het niet je rug toekeren naar wie of wat je bent. Die dualiteit zit volgens mij verscholen in Battle For The Sun. Choosing life, dat vat het zo’n beetje samen.”
“Je maakt elke dag beslissingen en zeker als je in een rockgroep speelt, zijn beslissingen van enorm groot belang. Je probeert immers om wat je doet fris te houden. Het risico op verveling en herhaling is enorm in dit vak. Je wilt niet hetzelfde blijven als toen je (blikt naar Forrest) zijn leeftijd had.” (lacht)
Steve Forrest: “Dat zou tragisch zijn.”
Hoe valt dat voor u mee, als jonge nieuwkomer? De rock-‘n-roll-verlokkingen zijn dan nog groot?
Forrest: “Het goede nieuws is dat ik niet echt in die, zeg maar, levensstijl geïnteresseerd ben. Ik hou weliswaar van een fijne avond, maar daarom moet de seks, drugs en rock-‘n-roll nog niet van de muur spatten. Ik denk dat ik daarin wel een nuchtere kijk op de zaken heb. En ik heb veel geleerd uit hun (kijkt naar Olsdal) fouten uit het verleden. Ik wil niet vroeg opbranden, deze job is te leuk om te verknallen door excessief gedrag.”
enola: Daarmee zitten jullie allen op dezelfde lijn en valt in een klap ook het leeftijdsverschil weg?
Forrest: “Goh, dat is uiteindelijk toch maar een getal. Als we als band samenkomen, dan valt dat weg. Brian en Steve zijn dan wel uit een aantal gewoontes gegroeid, maar dat maakt niet uit. We vermaken ons best en spelen goed samen.”
enola: Kan iemand écht uit die slechte gewoontes groeien?
Olsdal: (denkt na) “Ja. (Voorzichtig:) Elke dag is een strijd en er zullen altijd dingen zijn die je achtervolgen en je te pakken proberen te krijgen, but that’s just life. Er is nog altijd veel verlangen naar decadentie in wat we doen. En dat hoor je ook op deze plaat. Ondanks de epische inslag van Battle For The Sun is er ook een ruw kantje aanwezig. Maar om te overleven en te evolueren, wat we uiteindelijk als band toch willen, moet je soms je prioriteitenlijstje bijstellen. Anders is het onmogelijk om vitaal te blijven. Het leven ìs beter als je af en toe een gezonde conversatie met jezelf houdt.”
“Het ding met Meds was dat het zo’n donkere plaat was, als een zwart gat waar je in gezogen werd, dat we nu ontzettend opgelucht zijn we een plaat kunnen voorstellen die veel meer kleur bevat.”
enola: Heeft zo’n donkere plaat een weerslag op jezelf als je daar ruim een jaar mee de baan op gaat?
Olsdal: “Elke keer je een album uitbrengt, wéét je dat je die nummers voor een hele lange periode zal spelen. Dus zet je maar beter de beste songs op de plaat. Een tournee is een verlengstuk van het maken van een plaat dus ja, de mood van de nummers die je avond na avond brengt, bepaalt op den duur, misschien onbewust, je eigen mood.”
enola: Ligt daar de oorzaak van de breuk met drummer Steve Hewitt, die volgde op de Meds-tournee?
Olsdal: “Goh. Om te beginnen zijn we zéér lang op tournee geweest. Dat zorgt sowieso al voor een zekere spanning. Dat alleen al kan mensen naar de waanzin drijven. Je verliest elk referentiepunt, er zijn geen regels. Dat heeft voor een breakdown gezorgd in Placebo zoals we het kenden. Het is ook een gradueel iets, zo’n breuk: dat ontstaat niet van de ene dag op de andere. We communiceerden niet meer, beleefden geen plezier. Maar het was nooit een optie om Placebo te laten sterven.”
enola: Is het geen immens risico om een groep koste wat kost in stand te houden?
Olsdal: “Als we geen nieuwe drummer hadden gevonden, dan zouden Brian en ik desnoods de gothic Pet Shop Boys geworden zijn (lacht). We wilden écht doorgaan. Er is iets met het idee van een trio, dat wérkt voor ons.”
enola: Jullie zijn net weer op tournee vertrokken. Geen schrik dat hetzelfde scenario zich zal herhalen?
Olsdal: “Het is wat we doen. Brian en ik doen dit sinds we twintig zijn, we kennen en kunnen niets anders.”
enola: Hoe is het om een trio dat eigenlijk al heel lang bestaat, te vervolledigen?
Forrest: “Wanneer is het debuut uitgekomen? ’95?”
Olsdal: “1996.”
Forrest: “Toen was ik tien (lacht). Er wordt mij vaak gevraagd hoe het is om als fan in een groep te belanden. Maar ik heb er nooit op die manier over nagedacht. Ja, ik ben in een groep gestapt die al een hele geschiedenis achter zich heeft en een collectie fijne platen gemaakt heeft. Dat verleden heb ik niet mee, maar de toekomst wel. Die is voor ons alledrie gelijk. En als het aan mij ligt, maakt Placebo nog vijftien jaar fijne muziek. Tot ik in 2006 met Evaline het voorprogramma van Placebo verzorgde, had ik trouwens nog nooit van hen gehoord. In de VS werd Placebo nooit echt hard gehypet, dus ik ben pas vrij laat met hun muziek in contact gekomen. Ik denk niet dat ik dit had kunnen doen als ik een diehard fan was. Ik zou veel te nerveus zijn.”
“Waar ik wel enigszins bang voor was, was de reactie van de fans. Je gaat op iemand anders zijn stoel zitten en je weet nooit hoe het publiek daar op reageert. Veel mensen houden niet van verandering. Al heb ik de indruk dat de overgang best smooth verlopen is.”
enola: Als uitsmijter: veel bands die op festivals als Rock Werchter staan, hebben de mond vol over hoe fijn het is er terug te zijn. In hoeverre is dat oprecht? Kan iemand die, zeg maar, honderd concerten per jaar speelt zich écht herinneren dat hij drie jaar eerder ook al op dat festival stond?
Olsdal: “Soms (lacht). Doorgaans zijn de herinneringen nogal wazig. Je kan niet alle plaatsen waar je optreedt onthouden. Wat wel bijblijft, om een of andere reden, zijn kleedkamers. Je komt van de bus, wandelt zo’n gebouw binnen en plots daagt het je dat je die ruimte herkent. Niet omwille van een concert dat je gespeeld hebt, maar door de backstage.”
“Nu je Werchter aanhaalt, daar herinner ik me een doortocht zeer levendig, toen we speelden op de dag dat, volgens Nostradamus, de wereld verondersteld werd te vergaan (4 juli 1999!, jvb). R.E.M. speelde er ook en er hing een geweldige atmosfeer. De mensen van R.E.M. waren erg plezant om mee rond te hangen, ze hebben “It’s The End Of The World As We Know It” toen aan ons opgedragen. En de regen! (Lyrisch:) Het regende enorm hard, terwijl het tegelijk ontzettend heet was, waardoor er stoom uit het publiek opsteeg. Er hing een apocalyptische sfeer, maar als R.E.M. de soundtrack verzorgt, kan de Apocalyps niet snel genoeg komen.”