Toegegeven: na het schitterende debuut Echoes From The Engine Room lonkte het Belgische Mint op Magnetism iets te nadrukkelijk naar enkele Grote Voorbeelden. Op plaat nummer drie polijst de Limburgse band zijn sound echter tot in de perfectie: het resultaat is pijnlijk mooie, pure pop met daar tussenin enkele dampende noiserock-songs.
Hinterland trapt verrassend goedgeluimd af, dat moet je de jongens nageven. “Brand New Toy” herbergt een vrolijke xylofoon en kleurt met de lome gang van een slak op balletles een beetje binnen de lijntjes van fijne groepen als Eels en Grandaddy. Een perfect gecast kinderkoortje vormt de kers op een overheerlijke smurfentaart: gelieve uw dagelijkse speelkwartiertje te nuttigen terwijl u naar deze song luistert.
Pas op track twee wordt de ultieme ambitie van Mint duidelijk: pure pop en niets minder dan dat. “White Line”, met een refrein dat erin gaat als een ovenhete croissant, had zo van The Beatles kunnen zijn. Zie ook “Meet Me At The Morasko” dat de oren van een beetje kritische luisteraar aansnijdt zoals een mes doorheen warme boter gaat. Let op de steengoede synthesizerpartijen van toetsenist Kim Windmolders: bescheiden, subtiel maar toch vol als een maaltijdsoep, met een waterval aan geluidjes. Klasse!
Spits uw oren in dat verband zeker bij “IVR The Friendly Voice”, wat ons betreft een van de hoogtepunten van de plaat: een akoestische gitaar, een erg mooie zangpartij van Erwin Marcisz en een schattig, rechtstreeks uit de jaren tachtig geïmporteerd Casio-orgeltje dat een charme-offensief van heb-ik-jou-daar inzet, flitsten ons zonder pardon terug naar onze kinderjaren. Altijd knap als een plaat een verborgen teletijdsmachine bevat.
Maar Mint blijkt niet voor één gat te vangen. En dus is “Giving Blood To Machines” een verzengende brok withete noise die echo’s oproept van de onvolprezen The Posies. Als de heren hun distortion-pedaaltjes indrukken is het wel vaker prijs: zie ook het machtige, veel te korte “I Save My Smiles…” dat qua aaibaarheids- en meezingfactor niet moet onderdoen voor het beste van Teenage Fanclub en Big Star. Dit is, anders gezegd, een song om Beach Boy-gewijs mee te brullen onder de douche op een spannende vrijdagavond.
“Medicine” vervolledigt het triumviraat distortion-songs: een schuimbekkende gitaar speelt een ronduit machtige riff die ergens herinnert aan de hoogdagen van de shoegaze — een periode die wij koesteren als een sneeuwdoosje in de kelders van ons geheugen — maar toch is dit onmiskenbaar Mint: authentieke, vuilbekkende noise aan het ene eind van het spectrum, akoestische luisterpareltjes aan het andere.
Let bijvoorbeeld op de erg mooie zangpartij van Neeka die het niveau van “The More I…” gevoelig opkrikt. “Commuters Unite”, alweer de voorlaatste song van dit wonderlijke schijfje, is pure pop: niets in de handen, niets in de zakken; een bloedmooie song, compleet met strijkersarrangement, die eruit floept alsof het fenomeen Writers Block slechts een nachtmerrie voor mindere zielen betreft.
Titelsong en hekkensluiter “Hinterland” vormt een waardig coda: adequate strijkers, knap refrein, accurate delay-pedaaltjes in de gitaarsolo, zelfs een banjo en vocoder-effect op de stem ontbreken niet op het orgelpunt van wat al bij al een erg mooie plaat is. En wat meer is: Mint klinkt steeds meer als Mint, weet met andere woorden zijn invloeden steeds beter om te buigen tot een eigen geluid. Een aanrader van het huis.