Wat doe je als je een van de beste platen van je carrière hebt gemaakt? Gewoon voort doen. Zo gaat het toch als je Meshuggah heet.
Als je het hart op de plaats draagt waar het doorgaans zit bij rechtgeaarde fans van technische metal, dan weet je dat Meshuggahs ObZen (uit 2008 en toch ook alweer hun zesde) een onvervalste splinterbom was. De eerste helft van die schijf mocht wat ons betreft zo de ruimte ingeschoten worden — bij wijze van vriendelijke herinnering aan onze buitenaardse buren: dit is wat wij hier op aarde zoal maken. Kom gerust eens langs, maar breng oordopjes mee.
Vier jaar later is de ster van de Zweden alleen maar hoger gerezen. Wat vroeger vooral gefluisterd werd, wordt nu ook voor waar aangenomen door het gros van de metalgemeenschap: Meshuggah is een van de meest invloedrijke bands van het voorbije decennium. De band heeft nu ook een naam gekregen voor z’n volstrekt eigen sound, djent, (of ze hebben mogen kiezen, weten we niet) en daarmee ook een horde nieuwe bands die in verschillende mate uit het vat tappen van industriële grooves, jazzy polyritmes en minutieus afgemeten chaos. Textures en Tesseract, om er maar twee te noemen die de typische riffs incorporeren in een breder en meer gelaagd geluid, of Animals As Leaders, dat de jazzfactor verder uitbouwt en volop inzet op techniek.
Om maar te zeggen dat ze iets te betekenen hebben in het (toegegeven, nogal kleine) wereldje van de progressieve/technische/noem-het-zoals-je-wil metal. Zich bewijzen hoeven ze zo onderhand niet meer, maar een mens moet iets, nietwaar? En dus laat Meshuggah nu deze Koloss los op de wereld, een logische nieuwe stap op het pad dat de band is ingeslagen.
Nochtans begint het allemaal wat flauwtjes. De openingstrack "I Am Colossus" moddert hoofdzakelijk maar wat aan (inderdaad, hoe vaak gebeurt dat op een album?), maar daarna gaat het stijl de hoogte in met het niveau. De absolute uitschieter is "Do Not Look Down", een rechttoe-rechtaan hakkend nummer dat het, atypisch voor Meshuggah, niet moet hebben van al te veel tempowisselingen of tegendraadse ritmes, maar zonder veel omhaal blijft voortdenderen.
Meer dan zijn voorganger moet Colossus het echter van z’n momenten hebben. Neem nu "Swarm", dat speels ingeleid wordt met gitaren die over en onder elkaar heen kriebelen als een zwerm krioelende vliegen. "Behind The Sun" zit er dan weer bijna op wanneer het plots uitbarst in een slepende riff. Of hoe ééeen tergend traag maar razend doeltreffend gebeende snaar een nummer alsnog een ronduit fantastische ontknoping mee kan geven. In "Break Those Bone Whose Sinews Gave It Motion" versterken enkele spaarzaam toegepaste, puntige accenten dan weer de loodzware groove.
Het zijn net die details, die plotse oprispingen van creativiteit te midden van de verder zo minutieus uitgemeten waanzin, die Koloss naar een hoger niveau opheffen. Meshuggahs beste is dit niet — de Zweden hebben enkele nog betere albums op hun conto staan — maar haal ’m toch maar in huis. Intenser dan dit wordt het de eerstvolgende vier jaar waarschijnlijk niet.
Meshuggah staat op vrijdag 13 juli op Dour.