Mary and Max




Een goeie film zit soms in een klein hoekje. Of beter: hij wordt
maar al te vaak in een klein hoekje geduwd door het grote
Hollywoodgeweld. Case in point: ‘Mary and Max’, een
Australische animatiefilm die eind februari ongeveer een week lang
draaide in anderhalve Belgische bioscoop, een keertje vertoond werd
op het animatiefilmfestival Anima, en daarna weer geruisloos
verdween, overstemd door de luidruchtige intrede van de Percy
Jacksons en Titanen van deze wereld. Maar dan – met een hele tijd
achterstand en zonder er iets van te verwachten – bekijk je zo’n
prent toch, en het is alsof de bliksem inslaat: deze kleine film is
zowaar grote cinema. De logica achter deze aanpak van de
distributeurs (geen promotie, weinig kopijen) is simpelweg dat dit
soort film meestal maar weinig geld kost om te maken – je
investering recupereer je door de verkoop van de rechten voor dvd
en televisie, zodat het bijna irrelevant wordt hoeveel mensen de
prent effectief gaan bekijken. Driewerf awoert en een vloek op het
sperma van de bobo’s die zo redeneerden, want ze ontnamen het
cinemapubliek op die manier de kans om één van de mooiste pareltjes
van het voorbije jaar te zien.

Het verhaal draait rond Mary, een eenzaam achtjarig meisje dat
samen met haar ouders ergens in een zanderige uithoek van Australië
woont. Haar moeder vliegt net iets te enthousiast in de sherry,
terwijl haar vader liever zijn tijd doorbrengt bij zijn opgezette
dieren dan bij zijn dochter. Op school wordt ze gepest met haar
bril en de moedervlek op haar voorhoofd. Nadat ze in een
postkantoor een Amerikaans telefoonboek ziet liggen, besluit ze op
goed geluk een willekeurige New Yorker aan te schrijven. Zo komt ze
terecht bij Max, een al even eenzame veertiger die aan het syndroom
van Asperger lijdt. Jarenlang blijven ze penvrienden, en helpen ze
elkaar om te overleven in een wereld die ze niet begrijpen.

Dat alles klinkt waarschijnlijk conventioneler dan het is. Twee
zielsverwanten die elkaar nog nooit hebben gezien, die elkaar hun
diepste geheimen toevertrouwen en blablabla… Laat de
strijkinstrumenten aanrukken en zie hoe het sentiment in dikke,
slijmerige druppels ter aarde sijpelt, right? Wrong. Het
grote verschil zit ‘m in de koppige manier waarop regisseur Adam
Elliot weigert om de voor de hand liggende keuzes te maken.

De structuur van de film is daar een goed voorbeeld van: het
hele verhaal wordt verteld via de teksten van de brieven die Mary
en Max naar elkaar schrijven. Ze vertellen elkaar over hun leven,
hun angsten en frustraties, en op die manier leren we hen kennen.
Tussendoor wordt alles aan elkaar gepraat door een alwetende
verteller (stem van Barry Humphries, ooit nog Dame Edna), die
context biedt en tijdssprongen aanduidt. Het gevolg van die
structuur is dat er zeer weinig rechtstreekse interactie tussen de
personages in de film zit. Een gewone dialoog tussen twee figuren
is er nagenoeg niet – we krijgen alleen via voice-overs de ene
monoloog na de andere (een brief van Mary, een brief van Max, de
verteller vult informatie aan en daarna beginnen we weer bij Mary).
Die aanpak is origineel en maakt het de film quasi onmogelijk op
stroperig of al te emotioneel te worden. Vooral niet omdat die
monologen steeds geschreven zijn met een bitter gevoel voor humor:
Max en Mary hebben heel wat emotionele en mentale problemen, maar
een gebrek aan zelfkennis hebben ze niet. Ze stellen van zichzelf
vast dat ze eenzaam en sociaal gehandicapt zijn, elk op hun eigen
manier, elk om hun eigen redenen, en ze gaan daar vaak met een
brutale eerlijkheid mee om. Zoals Max op een bepaald moment zegt:
“Waarom zou ik moeten veranderen? Ik ben een Aspie, en zo
heb ik het graag.”

De soms harde en altijd gortdroge humor van de teksten is
sowieso al een sterke reden om te gaan kijken, met eindeloos
citeerbare one liners zoals: “Mijn moeder vertelde me dat
kinderen uit eieren komen, die worden uitgebroed door rabbi’s. Of
als je een katholiek bent, door een non. Of als je een atheïst
bent, door een vuile, eenzame prostituee.” Yup, dit is
geen kindertekenfilmpje.

Wat het wel is, is een brutaal eerlijke studie van eenzaamheid
en sociaal isolement. Dat Mary en Max elkaar hebben, maakt hun
leven draaglijker, maar daarom nog niet makkelijk. Onder de
cynische grappen schuilt een hartverscheurend portret van twee
beschadigde mensen, dat juist veel aangrijpender wordt door het
gebrek aan goedkoop sentiment. Eliot hengelt nooit naar onze
sympathie, hij maakt zijn personages niet sympathieker of
toegankelijker dan ze zijn, maar hij laat ze letterlijk hun eigen
verhaal vertellen, en dat is genoeg. Wie aan het einde niet met een
brok in z’n keel zit, heeft geen gevoelens.

Ook visueel volgt de regisseur zijn inhoudelijke lijn netjes op:
de wereld van Max is zwart-wit, met hier en daar een klein
kleurenaccent (een rode pompon op zijn muts, bv) – door zijn
autisme is zijn wereld er dan ook één van absoluten, van zwart en
wit. Mary’s kant van het verhaal wordt dan weer in sepiatonen
weergegeven, omdat bruin haar favoriete kleur is. Op die manier
krijgen we een blik op de wereld die letterlijk gekleurd is door
hun ervaring. Dat is niet alleen goed gevonden, niet alleen een
gimmick, maar het maakt de prent ook intenser,
persoonlijker. We worden door die visuele stijl nog dieper de
persoonlijke ervaring van de personages ingetrokken. En dan hebben
we het nog niet eens gehad over de ambachtelijk gefabriceerde,
sterk gestileerde kleien figuurtjes die ‘Mary and Max’ bevolken.
Mijlenver verwijderd van de gepolijste CGI-animatie van Hollywood
en zelfs van de gestroomlijnde claymation van ‘Coraline’,
is dit een film waarin de ruwheid van de figuurtjes bijdraagt aan
de inhoud van de film. Mocht ‘Mary and Max’ visueel helemaal
perfect en af zijn, het zou lang zo’n sterke film niet meer
zijn.

Stemmenwerk is er van een nauwelijks herkenbare Toni Colette,
Eric Bana in een klein bijrolletje en vooral van Philip Seymour
Hoffman, die met Max alweer een onvergetelijke prestatie aan zijn
cv mag toevoegen. Zijn lijzige manier van spreken, ruwe stem en
monotone cadans zijn effenaf perfect voor het personage.

Misschien kwam het gedeeltelijk wel door het verrassingseffect,
maar het was in ieder geval al lang geleden dat ik nog zo onder de
indruk was van een film. ‘Mary and Max’ is een verademing in dit
tijdperk van hol 3D-spektakel: een film die iets te zeggen heeft en
dat op een overtuigende, grappige en ontroerende manier doet.

Met:
Philip Seymour Hoffman, Barry Humphries, Toni Collette, Eric Bana
Regie:
Adam Elliot
Duur:
90 min.
2009
Australië
Scenario:
Adam Elliot

verwant

Nightmare Alley

Nightmare Alley is in originele vorm een wat ongewone...

Knives Out

Nadat hij zich behoorlijk vergaloppeerde met de regie van...

Hereditary

De (vooral Amerikaanse) hype die Hereditary voorafging had het...

The Hunger Games: Mockingjay – Part 1

Terwijl in Thailand een groep protesterende studenten werd gearresteerd...

A Most Wanted Man

Allerzielen laat nog een tijdje op zich wachten, maar...

aanraders

Madeleine Collins

Regisseur Antoine Barraud is geen grote naam in het...

Belfast

Naar eigen zeggen had Kenneth Branagh al jaren plannen...

Blaze

Hoewel hij vooral bekendheid geniet als een acteur...

recent

David Bowie :: EART HL I NG

Beste album ooit !

test

Sparklehorse :: Bird Machine

We dachten dat het nooit meer zou gebeuren, maar...

Nicolas Barral :: Als de fado weerklinkt

De periode Salazar is een donkere bladzijde in de...
Vorig artikel
Volgend artikel

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in