Eigenlijk heeft Hooverphonic, al tien jaar een trots in onze Vlaamse muzikale branding, sinds hun definitieve doorbraak The Magnificent Tree in 2000 geen "normaal" album meer uitgebracht. Jackie Cane was een warempel geslaagd conceptalbum, Sit Down and Listen To was een meer dan geslaagd "akoestisch" album en deze (No) More Sweet Music is een dubbel gelaagd album. En mogen we zeggen hun sterkste? Wel, ja.
Hooverphonic heeft nog nooit een zwakke plaat gemaakt, en echt "slechte" nummers kun je met een microscoop uit de biologieklas van het middelbaar ook nauwelijks vinden, maar toch slaagden hun platen er nooit of nauwelijks in echt te raken en onder je huid te kruipen. Productioneel zat het altijd knap in mekaar, en de schoonheid van Geike Arnaert zelf en haar indrukwekkende stem hielden elkaar altijd perfect in evenwicht, maar de muziek voelde doorgaans even kil aan als hun lijfkleur: donkerblauw.
(No) More Sweet Music is echter de persoonlijkste plaat tot dusver geworden en doet de muziek van Hooverphonic eindelijk echt menselijk en gevoelig klinken. Persoonlijke drama’s die de Hooverphonics hebben overschaduwd, "verrijken" de pracht van deze plaat. Arnaert werd door haar onverlaat van een vriend in de steek gelaten, Alex Callier en zijn eega werden helaas getroffen door een miskraam. Dat alles uit zich direct op de eerste cd, More Sweet Music, in het waarlijk fantastische openingsnummer "You Love Me To Death", zowat het sterkste nummer van de plaat én een van de sterkste uit het hele oeuvre van de band. Prachtige strijkers, een bezwerende zang van Arnaert, een verrukkelijke melodie en donkere sfeer. De toon is gezet.
Op zich is er niet veel nieuws onder de zon: Callier bewijst weer dat hij méér dan tuk is op mooie, elegante strijkerpartijen, en die zijn dan ook als nooit tevoren overvloedig aanwezig, zonder dat het té barok wordt. Een ander hoogtepunt is de — volstrekt terechte — nieuwe single "You Hurt Me": sierlijk en speels, elegant en fel, met Arnaert die vocaal klauwt en uitdaagt. "No More Sweet Music" drijft geslaagd op een sample van Henry Mancini; "Dirty Lenses" klinkt alsof het al door een tiental andere bands op plaat is gezet (dat pianomotiefje!) maar nu pas in de perfecte vorm is gegoten; "Heartbeat" is weer Hooverphonic op zijn soberst (gitaar en zang, denk aan "Sad Song" op Jackie Cane), maar heeft niet meer nodig om te overtuigen; "Wake Up" is de brave, misschien ietwat onderschatte single, Hooverphonic pur sang; en op het slotnummer "Ginger" wandelt Arnaert verleidelijk dreigend "lalala" zingend van je weg terwijl strijkers haar in een donkere nacht verzwelgen.
Aan de verleiding weerstaand om het eerste deel terug op te zetten, beluisteren we de remixes op No More Sweet Music. Zoals zovele bands in de klas waar Hooverphonic zit, draait Callier zijn eigen nummers maar al te graag door de mixer. Dat dat geslaagde resultaten oplevert, bewees hij al met de discomix van "Lung" zeven jaar geleden, en natuurlijk met de akoestische tournee. Ook nu zijn enkele mixen zeker de kosten van een dual disc waard, waarbij de meeste neigen naar club of vriendelijke triphop. "You Love Me To Death" is net als (het in deze versie sterkere) "We All Float" verrukkelijk oriëntaals gekruid. "My Child" is op No More Sweet Music zoveel keer straffer en perfect soundtrackmateriaal voor de volgende film van Michael Mann. De titeltrack fleurt onze ijzigste droom op, de overige mixen ergeren noch beklijven.
Hooverphonic grossiert weer in stijl en elegantie, waarbij het ene deel het beste past in een cd-speler in een classy kasteel, het andere in een trendy loft of hippe villa. Of zoiets. (No) More Sweet Music klinkt als de plaat van een groep die voor de volgende Bond-film wel de titelsong moet en kan schrijven en hem zo vier minuten lang een gefundeerde reden van bestaan geeft. Op (No) More Sweet Music mag dan geen vernieuw(en)d Hooverphonic te horen zijn, de plaat grossiert in klasse en knappe schoonheid.