Berwick-upon-Tweed, niet meer dan een verre vakantieherinnering te categoriseren onder traumatische ervaringen in de vroege puberteit. Geen Zuidfrans strand met hupse meiden die zomer, maar het Engelse noordoosten met heelder hordes schapen zover het oog reikt.
Op veertienjarige leeftijd valt die desolate uithoek bezwaarlijk als bevorderlijk voor enig vakantieplezier te omschrijven. De doorgroefde tristesse van de regio contrasteert fel met de snedige postpunk in popverpakking waarmee lokale bands als The Futureheads en Maxïmo Park de laatste jaren furore maken. Hoewel Field Musics samenstelling een kruisbestuiving is van eerder vermelde referenties grossiert zij niet in gelijkaardige overdosissen catchiness. Integendeel, gevraagd naar hun grote voorbeelden maakt het drietal een fijne, kwalitatief sterke, mash-up die alle kanten opstuitert. Dat Duke Ellington en My Bloody Valentine zich laten verzoenen in hun muziek klinkt misschien wel hip maar slaat nergens op, een big band bedient zich meestal niet van noise-interrupties. Met verwijzingen naar The Left Banke en Big Star leggen de heren Brewer (broertjes Peter en David) en Moore al heel wat meer realiteitszin aan de dag.
Verwacht dus geen springerige eightiessound op dit debuut maar veeleer powerpop van het fijnzinnigste soort. Gespeend van tierlantijntjes perken ze hun muziek in tot de restricties van een tijdsperiode waar The Beatles alomtegenwoordig waren. Twinkelende stemmen worden geruggensteund door een hele batterij strijkers. Suikerzoete koortjes zijn uiteraard, zoals het powerpop betaamt, massaal aanwezig.
Opener "If Only The Moon Were Up" is een meelopertje dat te onopvallend binnen de lijntjes kleurt. Erg Beatles, jammer dat het een eigen smoel mist. Geef dan maar "Tell Me Keep Me", dat er wel in slaagt de aandacht vast te houden, al was het maar door de vlammende opening met piano en elektrische gitaar. "Shorter Shorter" mag dan net hetgeen zijn dat we niet gillen bij het gelijknamig getitelde nummer. Toegegeven, een dergelijk cliché-binnenkoppertje is het nummer onwaardig. Een aanstekelijk refrein, aanzwellende strijkers en een spannende zoektocht naar het toevallig opduikende mannenkoortje, het zijn de basisingrediënten voor een uitstekend nummer. Hierop luidkeels meezingen getuigt van wansmaak. Wansmaak is in dit geval geoorloofd.
De puberteit als grote inspiratiebron, niet alleen voor recensent maar ook voor muzikant: op "17" wordt er enigszins nostalgisch teruggeblikt op niet zo frisse tijden. Opvallend is de sax op de achtergrond die het nummer wat extra pigment geeft. Hoewel we op een desolate vrijdagavond toch liever opteren voor een serieuze portie "Got to Get the Nerve", inclusief gitaargepriegel en sluimerende refreinecho’s op de achtergrond.
Field Music maakt kamerpop met de nodige grandeur. De arrangementen staan op punt en ook vocaal klinkt het allemaal erg verzorgd. Dan is het natuurlijk jammer dat het derde album van The New Pornographers nog steeds vers in het geheugen ligt. Een plaat die nog lang als standaard zal fungeren voor heelder series powerpop de komende jaren. Een vergelijkende analyse toont dan dat onze sympathieke ken het bijlange na niet halen bij A.C. Newmans capriolen. Daarvoor flirt de plaat nogal nadrukkelijk met de middelmatigheid. Conventies zijn er net om niet nageleefd te worden, een ietwat verstikkend hokje als powerpop ten spijt. Een veilige koers resulteert hier in een plaat die te goed is om echt slecht te zijn en die te slecht is om echt goed te zijn. We zijn er zelf nog niet helemaal uit.