Superhelden: in strakke maillots gehesen malloten die op basis van een mutatie, onverwerkt verleden of buitenaardse origine besluiten de brave burger een handje te helpen in hun niet aflatende strijd tegen door grootheidswaanzin voortgedreven gevaarlijke gekken in malle pakjes. Superhelden versus criminele meesterbreinen: de Amerikaanse visie op goed versus kwaad.
Wanneer Deerhoof een dergelijke titel neemt voor een album, kan er niet anders dan een ironische knipoog achter gezien worden. De band die al sinds begin jaren negentig actief is en menig album op zijn palmares staan heeft, heeft zich nooit laten kennen als een groep voor wie ernst hoog in het vaandel staat, al kan hier evenmin uit afgeleid worden dat het pretgehalte alles overheerst. In tegenstelling tot bijvoorbeeld notoire lolbroeken als The Bloodhound Gang of The Dwarves, koppelde Deerhoof zijn relativerende aanpak altijd aan doordachte songstructuren en niet voor de hand liggende melodie- en ritmelijnen.
Zoals “Qui Dorm, Nomes Somia” meteen mag duidelijk maken, maakt dit nog steeds opgeld voor Deerhoof versus Evil, de sterk naar Japanse pop neigende song laat de ritmes stotteren op een funky ondertoon en smokkelt enkele knipogen naar “wereldmuziek” binnen zonder dat het ooit storend of gezocht overkomt. De vloeiende zanglijn van Satomi Matsuzaki verleent aan het geheel daarenboven een popgevoel dat zelfs door de grillige gitaar niet het zwijgen opgelegd kan worden. Overigens weet het nummer treffend de toon voor het volgende half uur te bepalen: poppier (en “Japanser”) dan dit heeft Deerhoof zelden geklonken.
Neem nu “Must Fight Current” dat zich bossa nova-elementen toemeet of de spacy prog/surfrock van “Dance The Jet”, ondanks alles blijven het verdomd catchy songs die zich als een stekelige oorwurm in het brein nestelen. Zelfs “The Merry Baracks” dat start als vervormde glamrock meets Blonde Redhead om via een omweggetje langs pure, gecondenseerde Deerhoof-rock uit te monden in een mix van Franse Yé-Yé en noise blijft tot op het einde appeleren aan de popinstincten, iets wat net zo goed opgeld maakt voor “C’Moon” dat niet misstaan zou op een Japanse soundtrack uit de vroege jaren zeventig.
Ook “Super Duper Rescue Heads”, dichter bij pop is Deerhoof nooit geraakt, verdient een plaatsje in het spotlicht, in het bijzonder omdat de extreem toegankelijke track zich gaandeweg meer weerhaakjes veroorlooft en finaal in een psychedelisch klankenbad oplost. Dat het nummer broederlijk naast het semiakoestische “No One Asked To Dance” staat zonder dat een van beide uit de toon valt, benadrukt hoe coherent het album ondanks zijn diversiteit is. Het lijkt wel alsof Deerhoof een rode draad vastgelegd heeft en al zijn songs, hoe divers ook daar rond verweven heeft.
Dat Deerhoof met Deerhoof versus Evil een opvallend coherent popalbum geschreven heeft, mag evenwel meteen tussen aanhalingstekens geplaatst worden. Pop voor Deerhoof staat niet gelijk aan suikerspinnen holheid of gemakkelijk te verteren niemendalletjes maar impliceert een toegankelijk klinkende uitdaging, een spel met structuren dat niet afschrikt door onnodige moeilijkdoenerij en bewuste afstotingsmechanismes. Deerhoof wil met album weliswaar behagen maar offert daarvoor zijn eigenheid zeker niet op.
Deerhoof treedt op 26 april op in De Kreun.