Geef toe: meestal zijn ze uw geld niet waard, die verzamelaars van uw favoriete groep die u in de winkel vindt. De platenfirma denkt dat enkel singles in aanmerking komen en een artiest zelf is ook al zelden goedgeplaatst om eigen werk te beoordelen. Tijd dus dat het eens aan professionals wordt overgelaten, en wie beter dan een team kenners van enola om maandelijks de beste tracks van een artiest te selecteren. Deze maand: het beste van The Velvet Underground.
1. White Light/White Heat
Het eerste album had niet meteen potten gebroken en dus leek de breuk met Andy Warhol en zijn Factory een voor de hand liggende keuze, al werd met manager Steve Sesnick een weinig betrouwbare vervanger gevonden. John Cale, die het album White Light/White Heat als een ‘anti beauty’-plaat omschreef, zou na de opnames opstappen/buiten gebonjourd worden. Op de titeltrack zorgt in het bijzonder zijn pianospel voor de beoogde rock-‘n-rollvibe, terwijl de monotone bas ook op zijn conto te schrijven valt. Dat de song een ode is aan het intraveneus gebruiken van amfetamines, mag eigenlijk niet verbazen.
Hoogtepunt: 0’01”. “White light” klinkt het achtergrondkoortje John Cale/Sterling Morrison en meteen is de toon gezet voor een stevig rocknummer met een smerige productie. De dronebas op het einde is niet meer dan de kers op de taart.
2. Venus In Furs
Het enige liefdesliedje van het debuut. Losjes gebaseerd op het gelijknamige boek van de Oostenrijkse schrijver Leopold Von Sacher-Masoch duikt Reed op dit nummer onder in de wereld van het sadomasochisme. “Taste the whip / In love not given lightly” klinkt het met lijzige stem. De viool van Cale snerpt en wringt, de gitaar van Reed zorgt voor een drone-achtige sfeer. “Venus In Furs” klinkt tegelijk ongemakkelijk en onweerstaanbaar, de band verlegde op dit nummer nog maar eens een grens in de rockmuziek.
Hoogtepunt: 1’39”. “I could sleep for a thousand years”. Even stilte in het oog van de storm.
3. Sunday Morning
Het contrast van het openingsnummer van de bananenplaat met de anders zo vuil klinkende Velvet Underground is groot — op The Velvet Underground & Nico volgt meteen “I’m Waiting For The Man”. “Sunday Morning” werd geschreven door Lou Reed en John Cale op een zondagochtend, rond zes uur. Hadden ze al geslapen of niet? Allicht nog niet. Het was in ieder geval Cales idee om de celesta, een klokkenspel-achtig toetseninstrument dat hij net had ontdekt, prominent te gebruiken. Zo lijkt het nummer op het eerste gehoor een idyllische soundtrack voor bij het opstaan. Maar ondanks het lieflijke arrangement schuilt er een donkere ondertoon in— zoals bij veel nummers van Reed. Onthouden we vooral dat “Sunday Morning” over een obsessie voor paranoïa gaat (let op de “Watch out, the world’s behind you, there’s always someone around you who will call”) of blijft het een bloedmooi nummer over Reeds (en misschien ook uw) favoriete dag? Beslis gerust zelf.
Hoogtepunt: 0’10”. “Sunday morning, praise the dawning”, zingt Reed. Het is de start van een fluwelen waak- of slaapliedje. Alsof de zon tevoorschijn komt op een mistige morgen. Zo mooi, ja.
4. Femme Fatale
Ook een van de zachtere songs van The Velvet Underground & Nico, en ook dit nummer zou geschreven zijn op voorstel van Andy Warhol. Centraal staat sixtiesster Edie Sedgwick, een van Warhols muzes die ten onder ging aan druggebruik en haar mentale conditie. Cale vertelde in lang vervlogen tijden dat Sedgwick, met wie hij zelf ooit een korte affaire had, de “magie, schoonheid en sensualiteit van Marilyn Monroe” had. De perfecte femme fatale met andere woorden. Wie anders dan Nico (echte naam: Christa Päffgen), wiens Duits accent duidelijk te horen is, kon die sfeer beter weergeven? Een (toekomstig) icoon zingt over een ander icoon in verval, dat zich eveneens op het kruispunt van kunstscene en underground bevindt. Een schitterende hoofdrol speelt ze.
Hoogtepunt: 0’45”. De inzet van het refrein. Nadat Nico je met haar bezwerende en diepe stem in “Cause everybody knows” naar andere oorden heeft gebracht, hoor je op de achtergrond haar mannelijke collega’s “She’s a femme fatale” zeuren. Als een rauw zingend koor. Toch klinkt het geheel warm en harmonieus.
5. Heroin
Is “Waiting For The Man” nog een semiverborgen song over het wachten op de dealer, dan maakt “Heroin” met zijn titel al duidelijk dat hier het bruine goedje bezongen wordt. Maar een vrolijke song is het niet, bijna zeven minuten lang wordt een crescendoritme opgebouwd en afgebroken alvorens het in de laatste minuten in een kakofonie uitbarst. En klinkt Reed aanvankelijk nog enigszins positief (“Cause it makes me feel like a man”) dan eindigt hij duidelijk in mineur (“Heroin be the death of me”) in het volle besef dat een junkie voor niets anders leeft dan het volgende shot.
Hoogtepunt: 1’20”. Begint het nummer nog weifelend aan zijn opbouw, dan barst het een eerste maal open, zij het voor een luttele twintig seconden, terwijl Reed laat weten dat hij zich een man voelt. De korte rush van een heroïneshot krijgt een muzikaal equivalent.
6. I’m Waiting For The Man
Knal! Zonder enige poging tot introductie kom je New York binnen gedenderd, op het ritme van de aftandse metro, recht het hellhole in dat Harlem toen was. Over een melodie die uptempo, opzwepend is zelfs, doet Reed verslag van een rondje drugs kopen in een kutbuurt om vervolgens oh so fine de dag door te komen, niet te veel denkend aan de dag van morgen, wanneer de hele ellende opnieuw begint.
Hoogtepunt: 00’30”. Het knettert, we weten wat de verteller van plan is, hij heeft een routebeschrijving meegegeven en nu maakt hij ons deelgenoot van zijn fysieke toestand (“sick and dirty, more dead than alive”). Sfeerschepping, noemen ze dat.
7. I’ll Be Your Mirror
Ruwweg kende Velvet Underground twee standen: meestal was het afstotelijk, abstract en bruut, maar af en toe was er ook die andere kant en werd het bijna teder. Bijna, want met een zwaar Teutoons accent gezongen is “I’ll Be Your Mirror”, één van de uitschieters op de Banaan, toch ook weer een klein tikje vervreemdend. Is die titel niet een klein beetje stalkerig? Nico moest er in elk geval niet echt van weten; het koste de band uren om haar de boel een beetje delicaat te doen zingen tot er uiteindelijk traantjes kwamen. Dat die gemene Alex Callier-aanpak de juiste was, bewijst dit mooie kleine nummer.
Hoogtepunt: 0’00”. Dat lieve riedeltje. Meer niet.
8. All Tomorrow’s Parties
Neen, dan was Nico beter in monotoon militaire drones als dit nummer. De gitaar is een spaarzaam gepiel, Tucker en Morrison spelen een gezellig begrafenisritme, Cale dolt vrijelijk in het rond op prepared piano en zijn altviool. Nico zet de observaties over het Factoryvolk neer met het dédain van iemand die te hip is voor haar eigen schoenen. Precies wat ze toen ook gewoon was, en dat is oké: het is wat dit nummer nodig had.
Hoogtepunt: 0’29”. Nico zet in, en je weet meteen: luisteren.
9. Lady Godiva’s Operation
De kracht van vocale verandering. John Cale zet een liedje in, lijkt wat muzikaal te improviseren rond de legendarische figuur Lady Godiva, tot Lou Reed vanuit het niets de zanglijn begint binnen te dringen, eerst sporadisch roepend, niet veel later met doordachte zinnen die getuigen van een redelijk donker gevoel voor humor en die gedrapeerd zijn over een in slow motion gespeelde punksong.
Hoogtepunt: 2’51”. Met een achteloos het nummer ingeslingerd “SWEETLY” doet Lou Reed zijn intrede in de tot dan door Cale gedomineerde song. Komt hij de boel saboteren of wil hij samen iets moois opbouwen? Een vraag die The Velvet Underground zowat kenmerkt.
10. Rock & Roll
“It’s still called a Velvet Underground record. But what it really is is something else,” aldus Lou Reed over Loaded. Tucker was niet aanwezig tijdens de opnames en bovendien was het de eerste keer dat de band verwacht werd een album vol hits te produceren. Daar kwam weinig van in huis, al was het dan met voorsprong hun meest toegankelijke plaat, eentje die twee classics opleverde: “Sweet Jane” en het even onverwoestbare “Rock & Roll”, een ode aan ene Jenny wiens leven gered wordt door Satans favoriete kunst. Eigenlijk was het een autobiografische song over Reed zelf. Het was meteen ook een van de enige keren dat de band z’n tanden echt liet zien op Loaded, een plaat die zo gretig van verschillende walletjes eet, dan het ten koste gaat van een coherent verhaal.
Hoogtepunt: 02’09”. “Here she comes now…”: een van die machtige, knoestige gitaarerupties, die deze keer uitmondt in een haast lichtvoetige grandeur.
11. Candy Says
Sectie Teder, deel zoveel. Enfin, dat wil de muziek u toch doen geloven. Die openingszin “Candy says I’ve come to hate my body” trekt alles meteen weer richting vertrouwd Velvetsland. “Candy Says” is een pijnlijk helder portret van het soort meisje dat met alles, maar vooral met zichzelf worstelt. En dus eindigt het ook op de weinig vrolijke verzuchting “What do you think I’d see if I could walk away from me?”.
Hoogtepunt: 2’50”. Die hoge “Me” in dat laatste zinnetje de eerste keer: zo fragiel dat het de breekbaarheid van het meisje in kwestie echoot.
12. Sweet Jane
Een song die al bijna onder Lou Reeds solowerk mag gecatalogeerd worden. John Cale had The Velvet Underground al lang verlaten en Reed was overduidelijk de overheersende factor binnen de band geworden. Je hoort hoe hij al richting het wat poppier werk van Transformer evolueert. Een song die zwoel begint om hoe langer hoe meer alle kanten op te stuiteren en te eindigen als een volbloed rocksong waarin alle registers worden opgetrokken. Twintig jaar later trouwens magistraal gecoverd door het Canadese Cowboy Junkies. We geven het maar mee.
Hoogtepunt: 0’16”. De vlinderende intro is voorbij en Reed zet in met die legendarisch geworden reeks akkoorden. Om de luisteraar helemaal bij zijn nekvel te grijpen met zijn zanglijn: “Standin’ on a corner / Suitcase in my hand / Jack’s in his car / Says to Jane / Who’s in her vest / Me, babe, I’m in a rock‘n’roll band.” En zo duidelijk maakt dat hij bovenal een geniale verteller is.
13. Pale Blue Eyes
Nadat hij John Cale aan de deur gezet had, zag Lou Reed op The Velvet Underground zijn kans schoon om zijn andere kant naar voren te brengen. Die van de doo-wop en andere populaire muziek waarmee hij als opgroeiende jongen op Long Island kennis had gemaakt. Nummers die de recalcitrante Cale nooit had laten passeren. “Pale Blue Eyes” is het bewijs dat Reed ook een doodgewoon, eenvoudig liefdesliedje kon schrijven. Een lieflijk nummer, met een bijna croonende Reed. Klein detail: het onderwerp van zijn liefdesbetuiging – Shelley Albin, zijn vriendin van aan de universiteit in Syracuse – was ondertussen wel al getrouwd met een ander.
Hoogtepunt: 4’55”. “The fact that you are married / Only proves you’re my best friend”. Een rustig gitaartje op de achtergrond, een nostalgische Reed die tot het besef komt dat er altijd die ene jeugdliefde is die hij nooit zal kunnen vergeten.
14. Sister Ray
1967. Op de radio was dat de tijd van Engelbert Humperdinck en Tom Jones, van “All You Need Is Love” en “San Francisco (Be Sure To Wear Flowers In Your Hair)”. En wat deden The Velvets? Ontsporen met meer dan zeventien minuten totale transgressie. Niet omdat het handelde over thema’s die nooit eerder zo onbeschaamd bezongen werden, maar omdat ze ook nog eens verpakt waren in ranzige garagerock. The Fall haalde er het gerammel, Pere Ubu dat manisch-excentrieke, The Feelies de neurose, The Dream Syndicate de gitaarorgieën, Royal Trux de demente lo-fi, en legioenen snotneuzen aan het roer van rock-‘n-rollbands die onmiskenbaar New Yorkse cool. Een van de mijlpalen van de avant-garde én de rock-‘n-roll.
Hoogtepunt: 00’01”. Die in gruizige korsten verpakte startriff. Versnel het, en je hebt “Can’t Stand It” en – bij uitbreiding – een halve eeuw rammelende garagepunk.
15. The Black Angel’s Death Song
Eigenlijk is er geen betere song dan deze om een leek diets te maken hoe de tandem Reed/Cale werkt: een soort monologue interieure van Reeds zijde wordt verstoord, ontregeld en zelfs bijna gesaboteerd door de dominante en dissonante klanken spuiende viola van Cale. Die om het helemaal af te maken nog wat feedbackende sisklanken door zijn microfoon jaagt. Het moet wat geweest zijn voor de argeloze toehoorder die in het midden van de jaren zestig nietsvermoedend op een concert van The Velvet Underground belandde.
Hoogtepunt: In dit geval moeilijk te bepalen. “The Black Angel’s Death Song” is zo hard gebouwd op repetitie, drones en voortjakkerende klanken dat er eigenlijk geen echte uitschieters zijn. Eén langgerekt hoogtepunt dan maar?