Geef toe: meestal zijn ze uw geld niet waard, de verzamelaars van uw favoriete groep die u in de winkel vindt. De platenfirma denkt dat enkel singles in aanmerking komen en een artiest zelf is ook al zelden goed geplaatst om eigen werk te beoordelen. Tijd dus dat het eens aan professionals wordt overgelaten, en wie beter dan een team kenners van enola om maandelijks de vijftien beste tracks van een artiest te selecteren. Deze maand: het beste van John Cale.
- Adelaide
Cale was de experimentele muzikant van The Velvet Underground. Een met een klassieke opleiding die samenspeelde met Aaron Copland, La Monte Young en John Cage. Groot was dan ook de verbazing dat hij voor zijn solodebuut dan plots met een conventionele, klassieke songwriter album op de proppen kwam. Geen beter bewijsstuk dat Cale ook als ‘gewone’ songsmid hoge ogen kon gooien als “Adelaide”. Cale zelf vond het nummer (en bij uitbreiding het hele album) nogal simplistisch. Kan best zijn, maar het dartele, naar country neigende, nummer is vooral Cale op z’n onweerstaanbaarst.
Hoogtepunt: 1’06. Een smoelschuiver in een Cale nummer. Dat had niemand zien aankomen in 1970.
2. Heartbreak Hotel
De beste covers zijn die waar de artiest een nummer helemaal naar zijn hand zet. En weinig beter voorbeelden daarvan dan Cales cover van de Elvisklassieker “Heartbreak Hotel” waarbij het nummer zo verbasterd wordt dat het bij een oppervlakkige beluistering zelfs om een ander nummer gaat. Het heet nog steeds Heartbreak Hotel, maar het klinkt eerder als het Overlook Hotel. De waanzin en bezetenheid van Cale’s Island-periode bereikte hier zijn hoogtepunt. Het schoonste spookkot van de rockmuziek.
Hoogtepunt: 0’00. De luisteraar wordt meteen in de diepste krochten meegesleurd.
3. Fear Is A Man’s Best Friend
Na drie jaar brassen en brallen aan de Amerikaanse westkust vond Cale dat het welletjes was geweest, en keerde hij terug naar Groot-Brittannië. Daar tekende hij meteen een platencontract bij Island Records, op dat moment zowat hét label voor ‘muzikale vrijbuiters met hitpotentie’. In goed een jaar tijd verschenen er drie langspeelplaten, waarvan Fear (1974) de eerste was. Muzikale gasten waren onder meer Richard Thompson en Roxy Musicgitarist Phil Manzanera. Ook van de partij was Brian Eno, de man die voor zijn vertrek bij Roxy Music zowat dezelfde rol vertolkte als Cale bij Velvet Underground: die van muzikale stoorzender. Zijn inbreng was welgekomen, want na drie naar eigen zeggen nogal softe, richtingloze soloplaten, wilde Cale zich herpakken. Openingsnummer “Fear Is A Man’s Best Friend” mag dan ook gerust gezien worden als dé song waarin die ommekeer zich voltrok. In de intro horen we nog de ‘brave’ Cale van Vintage Violence en Paris 1919, gaandeweg neemt de uitzinnige Cale echter meer en meer de bovenhand.
Hoogtepunt: 3’10”. “Say, fear is a man’s best friend. Say, fear is a man’s best friend…” Wat eerst nog een aanstekelijk, meezingbaar refrein is, ontaardt naar het einde toe in een haast manisch mantra.
4. Taking Your Life In Your Hands
En toen ging het niet zo goed meer. Begin jaren tachtig was het met dat middelengebruik de spuitgaten uitgelopen. Was het al cocaïne, of nog de naweeën van de heroïne? Cale zat op een donkere plek, en daar werd zijn meest duistere plaat geboren. Music For A New Society moest wel een positieve titel hebben, maar dat was dan ook het enige optimistische, zo hoor je aan dit ijselijk eenzame openingsnummer. Een vrouw wordt meegenomen wegens onzeglijke feiten, haar kinderen staan onbegrijpend te kijken. De verteller wil de wereld liefst in brand steken: “Roll up the history books, burn the chairs / Set fire to anything, set fire to the air”. Het arrangement is lukraak, glasscherf hier, zingende zaag daar; het draagt bij aan de ontzielde sfeer.
Hoogtepunt: 3’10”. “Mama, mama, I’ve left school today / I hope I get to see you in that funny school far away / But those gentlemen in blue, and those in grey / Say I’ll never, never see mama again”. U had toch geen happy end verwacht?
5. Guts
De lovende kritieken over Fear zetten John Cale aan om verder te gaan op de ingeslagen weg. Aan inspiratie geen gebrek, want nauwelijks een half jaar later al verscheen Slow Dazzle. Phil Manzanera en Brian Eno waren er ook deze keer bij. Zij brachten gitarist Chris Spedding mee, die hierna nog een tijd deel zou uitmaken van de liveband van Cale. Hoewel geen enkel nummer van die plaat als single werd uitgebracht, staan er opvallend veel songs op die intussen zijn uitgegroeid tot echte Cale-klassiekers. Een daarvan is “Guts”. In de eerste tekstregels rekent Cale op snedige wijze af met collega Kevin Ayers, die een jaar eerder – en aan de vooravond van een gezamenlijke show – de koffer was ingedoken met mevrouw Cale.
Hoogtepunt: 0’10”: “The bugger in the short sleeves fucked my wife”, murmelt Cale in de intro. Hoewel hij later zou beweren Ayers geen kwaad hart toe te dragen, doet die openingszin toch wel anders vermoeden…
6. Dead Or Alive
Na zijn Island-periode werd het even rustig rond Cale. Terwijl punk – waar hij toch een van de peetvaders van was – en new wave grote sier maakten. Op het live-album Sabotage/Live uit 1979 leunde hij dicht aan bij punk, maar op Honi Soit (1981), zijn eerste studio-album in zes jaar tijd, kregen we een veel toegankelijker Cale te horen. Overigens resulteerde het album in een dispuut tussen Cale en zijn oude mentor Andy Warhol wanneer de Welshman besloot om diens hoesontwerp op eigen houtje in te kleuren. Met “Dead Or Alive” serveert Cale een nummer dat om een onverklaarbare reden geen grote hit geworden is. De gitaren mogen scheuren, de trompetten schallen en het nummer heeft een onweerstaanbare drive.
Hoogtepunt: 3’10” De eerste keer dat Cale “Dead Or Alive” schreeuwt, wat hij de volgende dertig seconden blijft doen.
7. Paris 1919
Het jaar was 1973 en John Cale was nog zoekend hoe hij die solocarrière vorm moest geven. Met Vintage Violence (1970) had hij zijn teen al in het songschrijverswater gestoken, even snel trok hij die er weer uit; dan maar wat klassiekerig werk à la Church Of Anthrax (1971) of The Academy In Peril (1972). En toen, een jaar later, vond hij de sleutel. Op Paris 1919 trok hij zijn nummers een orkestraal kleed aan dat hen niet misstond, liet hij de arrangeur in zichzelf zich te buiten gaan. Case in point, de titelsong, die met zijn “You’re a ghost lalala” eeuwig meezingbaar blijft.
Hoogtepunt: 00’04”. Die eerste keer die blazersmelodie: tututuuu-tuuu-tututuuu.
8. Close Watch
We hadden voor het origineel van op Helen Of Troy (1975) kunnen gaan, maar opteren toch voor de versie van Music For a New Society (1982). Een album dat door de betreurde Humo-journalist Mijlemans omschreven werd als “kamermuziek voor mensen die op straat wonen”. Een album dat Cale bijna helemaal op zijn eentje opnam, maar uitgroeide tot een persoonlijk exorcisme. “Close Watch” laat je onbehaaglijk achter met zijn onderhuidse spanning en kille sfeer. Maar het toont bovenal dat weinig artiesten zo bezeten kunnen klinken als Cale.
Hoogtepunt: 0’32. “I keep a close watch on this heart of mine” zingt Cale met een stem die onder hoogspanning staat. Als dat maar goed komt.
9. Perfect
Vlot verteerbare rocksongs met een tekst waar je voor de verandering eens geen woordenboek voor nodig hebt? Het is niet meteen iets waarvoor de muzikale meerwaardezoeker een plaat van Cale uit de kast trekt. Nochtans is de Welshman ook in dat segment van de lichte muziek niet onbeslagen. “Perfect” werd in 2005 als single uitgebracht, om het pas verschenen blackAcetate onder de aandacht te brengen. Op die plaat wilde hij vintage Cale koppelen aan meer bekende, toegankelijkere muziekstijlen. Het leverde gemengde reacties op. Wat wij vooral onthouden van die plaat en van “Perfect” in het bijzonder, is dat het niet altijd moeilijk hoeft te zijn om goed te klinken.
Hoogtepunt: 1’28”: Hoewel dit een aanstekelijke, rechttoe-rechtaan rocker is zonder echte hoogte- of dieptepunten, durven we op een zonnige voorjaarsdag weleens meebrullen met de catchy zinssnede “It’s a different kind of love”.
10. Leaving It Up To You
En wij die meenden dat heel dat cancelculture-gedoe een typisch fenomeen was van de eenentwintigste eeuw… Niet dus. Ook in de jaren zeventig, een decennium waarvan we altijd dachten dat iedereen toen zowat overal mee wegkwam, zette je niet zomaar om het even wat op een plaat. Een goed jaar na Fear (tussendoor werd ook nog Slow Dazzle op de mensheid losgelaten), verscheen met Helen Of Troy (1975) Cale’s derde plaat bij Islands. Het werd meteen ook de laatste, want er zat inmiddels meer dan een flinke haar in de boter. Niet alleen zou de plaat dixit Cale nog niet helemaal klaar zijn geweest, erger was dat de labelbazen op eigen houtje “Leaving It Up To You” van de plaat haalden. In de tekst werd verwezen naar de moord op filmster Sharon Tate, en dat lag toen nog erg gevoelig. Gelukkig werd het nummer op latere versies in ere hersteld, want de Cale die hier bijwijlen klinkt als de ontbrekende schakel tussen Jim Morrison en Nick Cave hadden we voor geen cent willen missen.
Hoogtepunt: de hele song door: de groove, de striemende gitaren en de schuimbekkende zang keer op keer zorgen voor een onbehaaglijk gevoel.
11. Style It Takes
Er was een dode voor nodig om John Cale en Lou Reed opnieuw te verzoenen – soort van! – maar dat was dan ook niet van de minste. Op de uitvaart van Andy Warhol spraken de twee elkaar dan toch opnieuw, en voor je ’t wist waren ze samen een eerbetoon in elkaar aan het steken. Dat Songs For Drella zou voornamelijk drijven op de songs van Reed, maar in “Style It Takes” is het Cale die van achter zijn piano de modus operandi en de sfeer van de Factory in warme tonen mag schetsen. “Let’s do a movie here, next week”. Het mooiste zie je echter in de captatie van de enige liveshow die hiervan bestaat: de glimlachjes over en weer, net voor de eerste noot.
Hoogtepunt: 1’08”. “I’ll put the empire state building on your wall / For 24 hours glowing on your wall / Watch the sun rise above it in your room / Wallpaper art, a great view”. Dat, de spontaniteit van het moment en het alles kan, ademde The Factory, meer dan het trucje wat volgt: “I’ve got a brillo box and I say it’s art (…)’Cause I’ve got the style it takes.”
12. Gideon’s Bible
Wat de doorsnee Velvet Underground-fan destijds verwachtte van solodebuut Vintage Violence weten we niet. Wie zijn geld echter had ingezet op een experimentele plaat waarop Cale voor een keer zijn eigen songs saboteerde, zal wellicht gevloekt hebben. Het contrast met het tegendraadse geluid van de Velvets was erg groot. Zelf doet de man nogal geringschattend over het album; het zou niet meer zijn geweest dan een samenraapsel van ideeën, gespeeld door een samenraapsel van sessiemuzikanten. Wat in zijn ogen een verzameling ‘simplistische songs’ was, viel echter wel in de smaak van pers en publiek. Ook vandaag blijft deze gevarieerde, toegankelijke en zelfs radiovriendelijke popplaat moeiteloos overeind.
Hoogtepunt: 0’50”. Wat hij precies bedoelt met de tekst is ons, zoals wel vaker gebeurt, niet helemaal duidelijk. Toch kunnen ook wij niet weerstaan aan het eenvoudige, maar erg mooie refrein: “Gideon lied and Gideon died / The force of China felt / Gideon smiled as Gideon died / The thought of China held.”
13. Changes Made
De rocker die Music For A New Society toch wat leven moest geven, en dat is in de context van die van God en hart verstoken plaat heel wat. Je hebt geen idee waarover Cale het heeft, maar de vastbeslotenheid proef je: dit is ernst, vanaf de eerste resolute gitaaraanslag van Blue Öyster Cults Allen Lanier. Cale wilde het nummer niet op de plaat, hij had ongelijk. Soms moet je gewoon blij zijn dat er platenfirma’s bestaan.
Hoogtepunt: 1’53”. “There’s gonna be some changes”. Het klinkt verbeten.
14. Pablo Picasso
Eentje die Cale leende van de Jonathan Richamanplaat die hij producete, lang voor iemand in de Brit beloofde. Op liveplaat Circus Live uit 2007 rekt hij het uit tot een genadeloze, brute rocker, een gitaarnummer dat alle andere gitaarnummers het zwijgen wil opleggen. Als wilde hij op zijn – toen! – vijfenzestigste late n horen dat hij nog altijd met plezier een paar jongere bandjes op zijn boterham kon leggen. Het jaar was 2007. Noch Bloc Party, noch Arctic Monkeys, noch Editors waren toen zo tegendraads en opwindend.
Hoogtepunt: 7’45”. Alsof dat allemaal niets kost breit Cale er ook nog zijn eigen “Mary Lou” aan vast. Alsof dat allemaal niets kost.
15. Buffalo Ballet
Van alle live-albums van John Cale is Fragments Of A Rainy Season – die verwijzing naar Shakespeare is een van de ontelbare literaire referenties in zijn oeuvre – ongetwijfeld het allerbeste. Opgenomen tijdens een solo-tournee in 1992 krijgen we Cale op zijn meest kwetsbaar te horen. Hoogtepunten genoeg, maar wij opteren voor “Buffalo Ballet”, een nummer als een kortverhaal over een dorp in het wilde westen. De bezeten vertolking, het expressie pianospel: dit is Cale tot de essentie herleid.
Leuk detail: de DVD versie is de registratie van het concert in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten, zoals Bozar vroeger plechtstatig heette.
Hoogtepunt: 1’13” “All join in” schreeuwt Cale plots terwijl we vlak daarvoor nog vredig in de middagzon lagen.