Biografische films over het leven – of een deel van het leven – van beroemde personen, hebben een vrij belabberde reputatie. Heel vaak zijn het weinig geïnspireerde en gemakzuchtige films, die ervan uitgaan dat de bekendheid van het onderwerp voldoende is en het volstaat om een reeks gedramatiseerde gebeurtenissen aan elkaar te rijgen. Al te vaak is er weinig of geen aandacht voor wat de persoon in kwestie echt dreef of tekende en meestal is de film vooral een alibi voor een meer of minder geslaagde, beladen vertolking van een grote ster, die zichzelf van een andere kant wil laten zien. Al die zaken zijn helaas ook aan de orde in Judy, de verfilming van het toneelstek The End of the Rainbow over de laatste maanden in het leven van de jong gestorven Judy Garland.
Renée Zellweger mag in de huid kruipen van de ster uit The Wizard of Oz, Meet Me in St. Louis en The Clock en doet dat op een bijzonder fysieke en maniëristische manier die helaas meer om Renée Zellweger (en de eventuele Academy Award waarvoor ze ondertussen genomineerd werd) lijkt te draaien, dan om Judy Garland.
Judy opent met een scène waarin de jonge Garland de les gespeld wordt door MGM -baas Louis B. Mayer, die haar duidelijk maakt dat indien ze zich niet schikt naar de harde routine van de opnames, hij haar zonder meer de deur zal wijzen. Met die ouverture is de toon helaas meteen gezet: weinig of niks in deze ‘biopic’ is subtiel en de film excelleert vooral in het zwaar aandikken van het dramatische materiaal. De waarheid gebiedt uiteraard van te zeggen dat het leven van Judy Garland in de realiteit inderdaad verre van een pretje was: de actrice trouwde vier keer en vocht haar hele leven met verslavingen aan alcohol, medicatie en drugs en die waren inderdaad vooral te wijten aan de niets ontziende manier waarop haar omgeving haar als kind al klaarstoomde voor het sterrendom.
Het probleem is dus niet zozeer dat die zaken aan bod komen, wel de manier waarop ze gebracht worden. De film sleept ons van het ene pijnlijke moment naar het volgende, zonder dat we ook maar een seconde echt inzicht krijgen in de druk en het proces die geleid hebben tot Garlands vroege dood. Slechts een aantal keer – vooral in het laatste deel – stijgt Judy boven zichzelf uit en voelen we heel even de diepe tragedie die speelt: wanneer in een korte flashback de jonge Judy op een cruciaal moment kiest voor het publiek en niet voor haar eigen gevoelens, begrijpen we plots dat ze even goed verslaafd was aan de roes van het succes en dat haar drijfveren wellicht een stuk complexer waren dan ze hier worden voorgesteld. Die vaststelling roept trouwens het idee op dat wie echt een film wil zien waarin Garlands troebele relatie met haar status aan bod komt, beter kijkt naar George Cukors A Star is Born uit 1954, waarin allerlei subtiele onderhuidse toespelingen vervat zitten op het leven van de actrice zelf.
Dat deze Judy er niet in slaagt dat te doen ligt duidelijk aan het bronmateriaal, maar ook regisseur Rupert Goold treft duidelijk schuld: ondanks de visueel aantrekkelijke reconstructie van het Londen van de late jaren negentienzestig waar Garland vertoeft voor een aantal optredens, is de grammatica van de film dermate gemakzuchtig, dat er geen greintje kracht van uitgaat. Dat euvel zet de andere tekortkomingen extra in de verf, waardoor Judy een eerbetoon aan een grote ster van het witte doek geworden is, waar ironisch genoeg maar bitter weinig filmisch plezier aan te beleven valt.