Nadat Margo Price met de opnames van haar debuutalbum Midwest Farmer’s Daughter bij een hele reeks platenmaatschappijen nul op het rekest kreeg, kwam Jack White haar uiteindelijk te hulp. Het gevolg was een platendeal en heel wat buzz in Nashville omtrent “de eerste countryartiest” op Third Man Records. Voor een keer kunnen we met een gerust hart zeggen dat de muziek gelukkig de op voorhand opgeklopte verwachtingen weet in te vullen.
Wanneer je de levensloop van de thans 33-jarige overloopt, krijg je een aaneenschakeling van countryclichés te zien. Oorspronkelijk afkomstig uit Illinois in de Amerikaanse Midwest verloren haar ouders de familiale boerderij als gevolg van de economische recessie in de jaren ‘80. Later trok ze richting Nashville met de ambitie om het daar als muzikante te maken, al viel dat in het begin serieus tegen. Verder dan wat op straat spelen en in achterafkamertjes van louche drankgelegenheden kwam ze oorspronkelijk niet. Zo leerde ze wel haar huidige echtgenoot kennen — al was die toen nog een getrouwde man –, werd ze zwanger van een tweeling en verloor ze haar eerstgeboren zoontje aan een zeldzame aandoening. Van ellende wierp ze zich op de drank, met een paar dagen in de gevangenis na dronken wangedrag als triest dieptepunt.
In een ultieme poging om haar carrière te lanceren, verkocht ze haar auto en trouwring om in de legendarische Sun Studio’s in Memphis op een paar dagen haar debuutalbum te kunnen opnemen. Dat het uiteindelijk zou duren tot Jack White de opnames hoorde vooraleer er een platenmaatschappij toehapte, mag gezien de kwaliteit ervan toch wel enige verbazing wekken. Verwacht geen vernieuwende muziek, dit is een lap traditionele country maar met een authenticiteit die het gros van de hedendaagse countrymuziek doet verbleken. De meest voor de hand liggende vergelijkingen zijn misschien wel die met Dolly Parton of Loretta Lynn — de titel van het album is een verwijzing naar diens bekendste song — maar evengoed kan je parallellen trekken met outlawcountry-iconen als Waylon Jennings en Merle Haggard.
Tekstueel graaft ze voor een aantal songs rechtstreeks uit haar eigen ervaringen. Zo zet ze in “Hands of Time” haar levensverhaal op muziek, van de verkoop van vaders boerderij tot het overlijden van haar zoontje, met hoop en ambitie als uiteindelijke cri de coeur (“I want to buy back the farm / And bring my mama home some wine”). De honky tonk van “Weekender” verhaalt haar ervaringen in de nor, terwijl een subtiele viool krasjes in de ziel achterlaat. Midwest Farmer’s Daughter handelt over een cocktail van typische country-thema’s als miserie, alcohol, verloren liefde en andere donkere expressies van de condition humaine. Hoewel ze zowel muzikaal als tekstueel volledig binnen een, voor het genre, veilige zone blijft, wordt het album ver boven de middelmaat uitgetild door enerzijds de inleving en geloofwaardigheid en anderzijds de uitmuntende kwaliteit van de songs.
Van het swingende “About To Find Out” of het van de obligate pedal steel gitaar voorziene “Since You Put Me Down”; dit is muziek die de sfeer van het zuiden van de Verenigde Staten tot in z’n kleinste poriën uitademt. Doe je ogen dicht en je voelt zo de tocht van de dichtslaande klapdeuren van de saloon over je heen gaan. Andere hoogtepunten? “Four Years Of Chances”, met zijn aan The Doors herinnerend orgelmotiefje, dat handelt over kostbare tijd verspillen aan “de verkeerde” en “Tennessee Song” zijn twee van de sterkste songs. Maar eigenlijk valt er geen enkele inzinking op het album vast te stellen. De verrassing komt nog op het einde met “World’s Greatest Loser” — geweldige titel overigens — dat een uitgepuurd en intimistisch miniatuurtje is. Maar wel één van 24 karaat.
Met dit debuutalbum weet Margo Price zich meteen op de kaart te zetten van de muziekscene in Nashville. Samen met onder andere Chris Stapleton of Sturgill Simpson zorgt ook zij daar nu voor een broodnodige injectie authenticiteit. Een binnenkomer van formaat dus.