Debuterende muzikanten en bands hebben vaak de neiging om uit te pakken met een statement, waarbij ze hun hele hebben en houden in de strijd gooien om het publiek van hun kwaliteiten te overtuigen. Hoe vaak gebeurt het dan niet dat een band keihard uithaalt met geestdrift en energie, om vervolgens enkel nog afleggertjes te produceren die nooit die eerste opwinding kunnen evenaren? Er zijn er natuurlijk ook die het anders aanpakken, die niet meteen denken aan het Grote Geweld en de jeugdige inspiratie, maar ook weten op te vallen. Zoals Kabas.
Daar willen we nu ook niet mee suggereren dat de vier van Kabas vroegtijdig oud en saai zijn, dat ze de gretigheid en energie van de jonge honden al verloren hebben. Nee, waar het om draait, is dat je hier een album voorgeschoteld krijgt van een kwartet dat speelt met een verrassende maturiteit. Kabas is een band die (nu al) begrepen heeft dat ensemblespel niet moet betekenen dat je alles volpropt en dat er weg van de uitersten nog heel wat boeiende speelzones te verkennen zijn. Echt makkelijke of catchy muziek levert dat niet op, want Kabas speelt geen ‘songs’, geen spul van de vingerknip, maar ook geen vrije-muziek-volgens-het-boekje (want ook die bestaat wel degelijk). We zagen dat onlangs bij live, en we horen dat ook op Abel, dat verscheen bij — waar anders — het Gentse El Negocito Records.
De vier maken ook deel uit van een nieuwe generatie muzikanten voor wie jazz, improvisatie en andere genres tot een geheel behoren en die zich zonder al te veel problemen aanpast aan nieuwe, uitdagende contexten. Pianist Thijs Troch en fluitist Jan Daelman kennen we vooral van Keenroh en de XL-versie. Ze worden hier bijgestaan door bassist Nils Vermeulen (Jukwaa, Residuum Free Unit) en drummer Elias Devoldere (Nordmann, John Ghost, Hypochristmutreefuzz), al is Kabas overduidelijk een democratie waarin het stokje voortdurend wordt doorgegeven.
Daarbij wordt vaak gekozen voor lage(re) volumes en het gebruik van ruimte. In het compacte “Gilles”, 119 seconden droog aan de haak, wordt na een excentriek fluitintro aardig van jetje gegeven door een jachtig ratelend samenspel van Troch, Vermeulen en Devoldere. Maar dat is eigenlijk een uitzondering op een album dat het vooral moet hebben van afwisseling en onvoorspelbaarheid. Hier geen muzikanten die het gevoel hebben dat ze voortdurend iets moeten bewijzen en daardoor geen seconde stil kunnen zijn. Het is net het wegvallen van fluit en drums aan het einde van “Ex Id 1” dat het stuk zo’n mooie slotwending geeft.
En er zijn ook momenten waarop in alle rust met muzikale ideeën en eenvoud gespeeld wordt. Zo kan Devoldere rustig z’n gang gaan in “Cymbaalsong”, waarin elke nuance, tik of ruis een bepaalde rol vervult (krediet gaat ook naar de live mixing van Jasper Maekelberg). Of kijk naar “Hqrdere”, dat iets heeft van zo’n Keenrohminiatuur, met pianoaanslagen die rustig binnengedruppeld komen, contrasterend met het folkachtige blazen van Daelman (op een bamboefluit?) en het even levendige als ingetogen omkaderen van de ritmesectie.
Een enkele keer gaat het er dus energiek klaterend aan toe, maar de voorkeur gaat naar minder vertrouwde, meer ingetogen, soms wat hermetisch gesloten oorden, waar ongebruikelijke technieken en geluiden uitgeprobeerd en gecombineerd worden, zoals in “Monocle” en “Getrek”. Hierin belanden de vier uiteindelijk bij een merkwaardige, haast mechanische draaibeweging. Intrigerend spul dat de oren doet spitsen, al is het hoogtepunt ongetwijfeld de titeltrack, waarin meer tijd genomen wordt om een samenhang te creëren en een vloeiend droomverhaal verteld wordt. En dat zonder te vervallen in de gebruikelijke patronen. Het ziet er dus naar uit dat Kabas effecten kan bereiken op een minder evidente manier, en dat is een kunst die normaal om tonnen ervaring en inspiratie vraagt. Als dit nog maar de eerste aanzet is, dan valt er nog veel moois uit te halen.
Luisteren en kopen kan via Bandcamp. Het album is beschikbaar op cd en vinyl, met knap artwork van Leda Devoldere.