Metaforen die altijd opnieuw opduiken wanneer recensenten proberen muziek in woorden te vatten: sneeuwlandschappen, haardvuurtjes, wild kolkende zeeën, enzovoort. Die zee zou ook een mooi cliché zijn om de muziek van Seabuckthorn te beschrijven, ware het niet dat de Britse jongeheer de recensenten te snel is afgeweest door een aanzwellende golf prominent op de hoes van They Haunted Most Thickly te plaatsen. Toepasselijk.
Andy Cartwright maakt al enkele jaren solo gitaarmuziek als Seabuckthorn en levert met They Haunted Most Thickly zijn vijfde plaat af (derde voor Bookmaker Records). Sologitaristen genoeg op deze wereld zal u misschien denken, maar Cartwright weet zich wel een behoorlijk eigenzinnig smoelwerk aan te meten waardoor zijn werk met kop en schouders boven de concurrentie uitsteekt. Typerende gelaatstrekken van ’s mans muzikale tronie: galmende folkgitaren die omwikkeld worden met psychedelische echo’s, wat verdwaalde etnische percussie, ingetogen melodieën die van tijdloosheid het na te streven doel maken en, cliché of niet, sfeeropbouw die aan onrustig kabbelende golven doet denken.
Seabuckthorn is dan ook vooral een meester in het creëren van zo’n omhullende sferen. Muziek die je transporteert naar een bastaardland waar Noord-Afrikaanse woestijnritmes het aanleggen met fijnzinnig gitaargetokkel dat zijdelings aan American Primitivism refereert. Een land waar een séance nooit de ultieme ontlading nastreeft maar net de aangehouden trance centraal stelt, waar sfeer primeert op plot. Het zorgt voor composities die weliswaar nogal sterk in elkaar overvloeien en soms weinig eigen identiteit hebben (zeker in de context van Cartwrights vorige platen), maar die wel allemaal even fundamenteel bijdragen aan de opmerkelijke sfeerwereld die opgebouwd wordt.
De muziek mag dan wel een beetje kabbelen en rondwaren, doelloos wordt het dan weer nooit. Robbie Basho lijkt bijvoorbeeld aanvankelijk een goed ijkpunt, maar de stukken hier hebben nooit dat in alle vrijheid verkennende, aftastende karakter van de improvisaties waar Basho bekend om staat. Cartwright lijkt zijn stukken open te houden voor interpretatie, maar houdt ze wel in het gareel en vermijdt dat ze maar wat rond hun sfeerwerking blijven zwalpen. Dat is bijvoorbeeld al duidelijk aan hoe relatief kort de meeste songs zijn, van de tien songs die They Haunted Most Thickly sterk is gaan er slechts drie over de vijf minuten heen.
Een betere vergelijking is het werk van Grails ten tijde van magnum opus Burning Off Impurities, maar dan zonder de postrock-climaxen. Of het filmmuziek van een componist als Gustavo Santaolalla: de manier waarop de hoge pulserende triolen in opener “Eve Of The Rains” wordt opengetrokken door een meeslepende melodie zou zonder meer in een Iñárritu-film terecht kunnen. Ook texturen die meer weg hebben van ambientmuziek duiken geregeld op. Zo bestaat de bijna-titeltrack “They Haunted Most Thickly And Sang” uit een met strijkstok bedreunde gitaar en ijle geestenkreten, muziek waarbij beelden van modderige vlaktes onder een loodgrijze hemel zich haast automatisch opdringen.
Filmisch, nog zo’n cliché dat telkens weer opduikt bij de beschrijving van sfeervolle instrumentale muziek. Voor de muziek van Seabuckthorn is het opnieuw bijzonder toepasselijk. Zonder beelden verliest de muziek gelukkig niets aan zeggingskracht en blijft het bijzonder aangenaam verdwalen in de sonische woestijnlandschappen die Cartwright schetst.