Vergeet die Zooey Deschanel; het gaat op de nieuwe Death Cab For Cutie niet over de ex van Ben Gibbard. Kintsugi is vooral de plaat waarop de groep uit Washington State voor het eerst met een externe producer werkt, en de laatste waaraan gitarist Chris Walla – die voor alle vorige platen het knoppenwerk voor zijn rekening nam – meewerkte. Het resultaat verraadt slechts in de details verschillen; dit is en blijft toch vooral Gibbards vehikel.
Rustige vastheid; die term past nu al jaren het best bij Death Cab For Cutie. Brengen om de paar jaar wel een nooit minder dan goeie nieuwe plaat uit, toeren een beetje maar niet per sé bij ons, en verdwijnen vervolgens weer van de radar tot de volgende cyclus. Het was even schrikken dus toen vorige zomer plots werd aangekondigd dat gitarist en stichtend lid Chris Walla er na meer dan vijftien jaar de brui aan gaf. Nu toch niet meer?
Misschien net wel. Met Codes And Keys uit 2011 leek Death Cab For Cutie ondanks de toevoeging van licht-elektronische toetsen definitief in een stevige rondje te wandelen. Het was Death Cab as Death Cab is; te weinig nieuws onder de zon. Dat de groep een poging deed om uit die routine te breken door voor Kintsugi voor het eerst met een externe producer de studio in te duiken, is lovenswaardig. Dat die Rich Costey (Muse, Glasvegas, Interpol) aan het resultaat te horen niet echt grootse inzichten of vernieuwingen heeft opgeleverd, moet voor de gitarist de druppel zijn geweest. Tijd voor ander en beter, en na de opnames – hier hoort u hem dus nog – trok hij de deur achter zich dicht, de ongemakkelijke knuffel nam hij er dan maar bij.
De elektronica van die vorige plaat is gebleven, maar kan ook deze keer een flauwe single als “Black Sun” niet redden. En ook “The Ghost Of Beverly Drive” is niet meer dan een twaalfde, overbodig, nummer van Codes & Keys. Dan liever “No Room In Frame”, weer zo’n nummer dat zo subtiel probeert te zijn dat het je de eerste draaibeurten niet eens binnenvalt wat voor prachtige opener het is.
Op meer kwaad zult u ons over Kintsugi — naar het Japanse ambacht om brokstukken met goud tot nieuwe kunstwerken te verlijmen — echter niet kunnen betrappen. Een song als “Little Wanderer”, over de onmogelijkheid van langeafstandrelaties — een bekend Death Cabthema — is misschien wel één van de beste die hij het afgelopen decennium schreef, die “kiss in the bagageclaim” één van de mooiere beelden die hij recent nog bedacht.
Het is ook één van de songs waarop Costey zijn stempel heeft kunnen drukken. Een wijds geluid geeft het bakken live potentieel voor de festivals, straks, en ook elders wordt op Kintsugi minder gecocooned dan gewoonlijk. “El Dorado” heeft een bijna – bijna! – pompende beat, de gitaar klinkt open en breed. En ook “Everything’s A Ceiling” staat al op de rand van het podium aan te sporen tot klappen. Fijn popnummer, desondanks.
Elders wordt als vanouds gepingeld, gezucht, en gemijmerd. “You’ve Haunted Me All My Life” kan desgewenst honderden tienerdagboeken verluchtigen, mocht dat volkje nog te porren zijn voor deze bijna-veertigers, “Hold No Guns” is niet meer dan Gibbard en een gitaar; weinig verrassingen daar. En dat blijft ondanks alles het eindbesluit. Je kunt Death Cab For Cutie uit zijn comfortzone halen. Je kunt Chris Walla uit Death Cab For Cutie halen. Maar je kunt de Ben Gibbard niet uit Gibbard halen. Wie nooit genoeg heeft, valt zich aan Kintsugi andermaal geen buil. Wie slechts een snuifje Death Cab For Cutie nodig heeft, raden we nog altijd Transatlanticism of Plans aan. U mag zelf kiezen.