Mild melancholische, klassieke Engelse pop… Dat is de essentie van Down The Bright Stream, de negende langspeler van Vinny Peculiar. Nadat hij op de retrospectieve plaat
The Root Mull Affect al liet horen uiteenlopende stijlen aan te kunnen, levert hij vandaag, goed een jaar later, een stilistisch consistent, bescheiden meesterwerkje af.
De titel van de plaat, Down The Bright Stream, haalde Peculiar bij een kinderboek uit zijn lagereschooltijd. Daarbij gaat het niet om vier kabouters uit dat boek, maar om een zoet soort heimwee naar zijn jeugdjaren in een klein Engels dorp. Bijna de hele plaat staat in het teken van terugkijken naar lang vervlogen tijden. Niet dat alles toen beter was, maar het is wel aangenaam meekijken over de schouder van de songschrijver terwijl hij door het fotoalbum van zijn jeugd bladert.
Een blogger omschreef Peculiar ooit als een typische eccentric country gentleman, who eloquently entertains with his elaborate vocabulary. Ook op deze cd bewijst hij een excellente commentator en observator te zijn in de traditie van John Cooper Clarke en Ray Davies. Hoewel nostalgie de boventoon voert in de meeste teksten, zijn een knipoog en een stevige scheut zelfrelativering nooit ver weg. Dat maakt dat de plaat nooit echt zwaar op de hand wordt.
Openingssong ‘English Village’ zet de toon. Met enkele trefzekere penseeltrekken schildert hij een mooi tableau van zijn jeugd in Catshill, een dorpje in het noorden van Worcestershire. In de song — een achterneefje van ‘Village Green’ van The Kinks — worden niet alleen enkele markante dorpsfiguren opgevoerd zoals crazy Ian, maar maken we ook kennis met my cousin Gail en met my brother in a hillside cemetery in the English village. Nog meer familie ontmoeten we in ‘Big Pigeon’, een sfeervolle song waarin Peculiar ons meetroont naar het grootouderlijke huis, waar oma alles bestiert en waakt over het nageslacht.
In de meeste songs gaat het echter over Peculiars jongere zelf. Hij vertelt onder meer hoe het voor een jongeling in een godvergeten gat lang geen sinecure was om een nieuwe, ‘enigszins modieuze’ outfit bij elkaar te sprokkelen, zeker wanneer de enige boetiek in het dorp — ‘The DooKumInn’ — maar een kort leven beschoren was en een schraal aanbod had (“But most of the clothes, they were tat/ No Wranglers, no Levis, no Jaytex, no Brutus and no class”). Gelukkig boden de postorderbedrijven soelaas: in ‘Catalogue Trousers’ krijgen we een k(l)eurige opsomming van de kleren en de kitsch die hij op die manier verzamelde: “Catalogue trousers purchased for me/ Through Kays mail-order delivery/ My birthday present was bought in a rush/ My grandmother said that I looked just like Bobby Crush”.
Een lijstje van een heel andere strekking horen we in ‘I Only Stole What I Needed’. Zijn stem doet hier zelfs een beetje denken aan die van Nick Cave, wanneer hij opbiecht wat hij in de loop der jaren allemaal bij elkaar snaaide. “Chimney-stacks and paper planes / Sticky Fingers and Sweet Jane’s / Beatles chords Bowie lines / Since when has stealing been a crime?” luidt het in een van de strofen, die bijna de hele song door verweven worden met het meeslepende refrein.
Andere nummers vallen in de categorie boy-meets-girl en kennen zelden een goede afloop. Maar wat wil je, als je jezelf omschrijft als een ‘Egocentric Man’ of moeilijk uit je woorden komt zoals in ‘Floating Away’? In ‘The Saddest Summer Of Samuel S’ (genoemd naar een novelle van J.P. Donleavy) kan het hoofdpersonage het verleden niet loslaten en spreekt hij af met zijn eerste grote liefde. Maar ook een vluchtige ontmoeting met een ‘Girl At A Bar’ leidt tot bezinning: eerst probeer je met allerlei retorische trucs indruk te maken, maar wanneer dat niet lukt, kan je haar niet snel genoeg uit je hoofd zetten.
Twee songs die losstaan van de thematiek van de plaat zijn het speelse ‘Antony Gormley’ en ‘The King Of Pop Is Dead’. In de eerste wordt de draak gestoken met de mannelijke standbeelden die kunstenaar Antony Gormley neerpootte op een strand in Liverpool. Met hun buitenmaatse geslachtsdelen hebben die blijkbaar al menig toerist de stuipen op het lijf gejaagd. In de andere song duikt Michael Jackson op. Natuurlijk was de King of Pop niet vrij van zonden, klinkt het. Maar zijn wij — het grote publiek en de media — niet mee verantwoordelijk geweest voor de freakshow die zijn leven uiteindelijk is geworden?, vraagt Peculiar zich luidop af.
Net als in de teksten vormt Down The Bright Stream ook op muzikaal vlak een samenhangend geheel. Op zijn vorige platen was vaak een eclectische mix van stijlen en sferen te horen. De nostalgische, mijmerende teksten worden op dit album vertaald in midtempo popsongs die het eerder ingetogen segment van de Britse pop verkennen (met hier en daar weliswaar een lichte americanatoets). Een must voor fans van Britse rock mavericks zoals Luke Haines, Babybird of Julian Cope, maar ook voor liefhebbers van fileerders van de menselijke psyche zoals Jarvis Cocker, Ray Davies en andere Morrisseys.