Het orkest van de nacht is terug met album acht. Drie jaar na Beileid — met z’n 34 minuten zo kort dat het een EP werd genoemd — zet het Duitse kwartet z’n begrafenismars onverstoord verder. Er vallen weinig verrassingen te rapen, maar daar zit de liefhebber vermoedelijk ook niet op te wachten. De toewijding waarmee deze band, intussen tweeëntwintig jaar actief, vasthoudt aan z’n principes, is indrukwekkend.
Vreemd dat we er voortdurend van uitgaan dat mensen behoefte hebben aan verandering, aan nieuwe doelstellingen, een steeds grotere ambitie. Het moet altijd meer en groter en beter. Maar moet dat ook echt? Niet dat die van Bohren & der Club of Gore niet ambitieus zijn, maar sinds Sunset Mission (2000) en Black Earth, het tweeluik waarop hun aanpak in z’n plooien viel, valt de band bezwaarlijk te beschuldigen van radde carrièrewendingen. Het is een kwestie van nuanceverschillen en verschuivende nadruk, van variaties op een thema. Met de Warlock-cover op Beileid en de zangpartij van Mike Patton werd even een ranzig zijstapje gezet, maar Piano Nights zet onverstoord de koers verder.
De titel kwam er naar verluidt na een saai avondje gepingel aan de piano en het eruit voortvloeiende gebruik van dat instrument (en niet enkel Fender Rhodes of orgel) op de plaat, maar het is niet plots een neoklassieke bedoening geworden. Het gaat om een elektrische Yamaha, die net als die andere toetsen bijdraagt aan de auditieve verpakking, de comfortabele (of net niet) warmte waar altijd een beetje onwennigheid aan kleeft. Als er dan al iets veranderd is, dan is het misschien dat de treurgang van de band wat minder sinister is gaan klinken. Nog altijd ‘zwaar’ en traag, maar eerder melancholisch. Of zelfs eenzaam.
Opener “Im Rauch” is alleszins zwart als de nacht en vol galmeffecten, een en al onderkoeld, terwijl Christoph Clösers sax een serenade zonder publiek speelt: klaaglijk, onverstoord, huilend in een Noorse wind en gedragen door een ondergrond van Badalamentijazz, als een slow motion-dans voor Audrey uit Twin Peaks. Het veelvuldige gebruik van ambientachtige synths heeft z’n beperkingen en klinkt niet altijd even geïnspireerd, maar het zet wel steeds die toon van verlatenheid, zelfs als de melodie van piano en sax haast kinderlijk rond elkaar geweven zijn (“Fahr Zur Hölle”).
Zelfs naar Bohren-normen wordt soms geflirt met het onderontwikkelde. Zo valt “Segeln Ohne Wind” in z’n eerste helft net iets te mager uit om te overtuigen, maar krijgt het daarna wel een onverwachte (nu ja), haast optimistisch klinkende grandeur door het stapelen van saxlijnen. Alsof er even een halogeenspotje van 20W aanfloept in plaats van een kaars. Daarmee wordt het label van de ‘horrorjazz’ even buitenspel gezet. Meest van al weet de band natuurlijk indruk te maken als je je amper nog bewust bent van hun composities, als die gestaag bewegen met zo’n vanzelfsprekendheid dat je compleet opgeslorpt wordt. Het slotduo “Verloren (Alles)” / “Komm Zurück Zu Mir” doet onopvallende/effectieve dingen met zingende orgels, koorgalm en (in het laatste stuk) galmgitaar die de verlatenheid haast tastbaar maken.
Potten breken gaat Bohren & der Club of Gore niet doen met Piano Nights. De band heeft z’n publiek en stijl gevonden en zweert daarbij met een overtuiging die even hardnekkig is als de principiële urgentie van een roedel veganistische hardcorejongeren die niet van wijken willen weten. En dat siert hen. Tijd om die labels als ‘noir-‘, ‘horror-‘ of ‘doomjazz’ overboord te gooien. Een beetje respect is wel op z’n plaats. Bohren & der Club of Gore is intussen z’n eigen genre geworden.
De band speelt op woensdag 2/4 in de AB (Brussel).