Net als je denkt dat je ’t allemaal hebt gehoord, laten ze ineens weten dat er nog een postume release van The Man In Black aankomt. Deze keer echter geen American-restjes of nieuwe Bootleg-dubbelaar, maar een heuse ‘vergeten’ plaat. De periode waar die uit kwam – begin jaren tachtig – deed aanvankelijk vrezen voor het ergste. Onterecht. Out Among The Stars is geen essentiële Cash, maar wel een degelijke collectie songs die gebracht wordt met plezier dat van de opnames spat.
Het herinnert je er ook even aan dat Cash het sombere imago dat hij in z’n laatste levensjaren en de periode na z’n dood kreeg, niet altijd verdiende. Z’n carrière zat vol met opgewekte, soms naïeve songs, vol goeiige, zelfrelativerende (en soms ook wat belegen) humor. Nochtans waren de vroege jaren tachtig niet meteen de meest tot de verbeelding sprekende periode uit ’s mans leven: het succes van de gevangenisplaten was al verscheidene jaren uitgewerkt, Cash speelde gretig het typetje in het zwart en maakte meer indruk met zijn tv-verschijningen dan met albums als The Baron (1981) en The Adventures Of Johnny Cash (1982).
Johnny 99 uit 1983 was dan weer een kleine piek in zijn oeuvre, maar was opgenomen in een moeilijke periode, toen hij voor de zoveelste keer af te rekenen had met een pillenverslaving. Het zou ook niet lang meer duren voor Columbia besloot om een punt te zetten achter een samenwerking die op dat ogenblik al een kwarteeuw besloeg, maar commercieel weinig meer voorstelde. Dat het materiaal op Out Among The Stars destijds niet goed genoeg werd bevonden, is alleszins wat vreemd, want deze opnames, met producer Billy Sherill, vooral bekend van het gesuikerde en bombastische werk van George Jones en Tammy Wynette, mogen er best zijn.
Het helpt ook dat het, naar Sherills normen, allemaal erg sober is gebleven , en dat de opnames hier en daar opgepoetst werden in 2013, met wat nieuwe vocale harmonieën en gitaarpartijen, soms van muzikanten die er tijdens de eerste opnames ook bij waren, zoals snarenspecialist Marty Stuart. Wat opvalt is ook dat Cash hier vooral put uit andermans werk (slechts twee songs zijn van eigen hand) en dat het gaat om een reeks compacte, vetvrije songs (de countrypop van “Tennessee” is met 3’26” het epos van de plaat) die een gladdere gedaante van de artiest laten horen.
Het album bevat ook een handvol songs die klinken als country evergreens die niet zouden misstaan op een Golden Oldies collectie. Het vrolijke zwierende outlawverhaal “Out Among The Stars” is escapistisch vertier waar geen mens aan kan weerstaan. “She Used To Love Me A Lot”, vermoedelijk het sterkste nummer van de plaat, is er nog zo eentje. In z’n tweede helft wat klef, maar het heeft alles om een Cash classic te zijn. Of “I Drove Her Out Of My Mind”, waarin Cash zelfs een loopje neemt met z’n eigen pillenverslaving. Ouderwetse joligheid, maar erg plezant.
De drie duetten zijn ook meer dan geslaagd: het energieke “I’m Movin’ On”, met collega-superster Waylon Jennings, is op rock-‘n-roll gebaseerde ouwelullenfun, terwijl de duetten met June Carter het ene moment verwijzen naar de gouden “Jackson”-periode en in “Don’t You Think It’s Come Our Time” gedrenkt zijn in de nostalgie van het familiegebeuren, dat centraal staat in Cash’ oeuvre. “Call Your Mother” is er nog zo eentje. Ballade “After All” flirt dan weer met de grenzen van het tranerige, een grens die overschreden wordt in afsluiter “I Came To Believe”, al heeft het daar vooral te maken met het te dik aangezette arrangement.
De goedlachse, onbezorgde toon van de plaat zal echter het langst nawerken. Het verhaal van “If I Told You Who It Was”, een ontmoeting met een niet bij naam genoemde countryzangeres, is nonkelhumor vol dik aangezette knipogen (“Her tire unlike her body, was very flat”) in de traditie van “A Boy Named Sue”. Verdict: Out Among The Stars is geen klassieker die plots opduikt uit het archief, maar hoort zeker bij het betere 80’s werk en klinkt anno 2014 alleszins beter dan het eerste Highwayman-album dat niet veel later opgenomen werd. Rest enkel nog de vraag wat die bonus track – een abominabele, door Elvis Costello geleverde versie van “She Used To Love Me A Lot” – daar staat te doen. Een misplaatste ambient/soundscape-getinte bricolage die in deze context als een tang op een varken slaat. Een schoonheidsfout die echter graag met de mantel der liefde wordt bedekt. We hebben het immers nog altijd over Johnny Cash.