Commercieel gezien is Elvis Costello’s carrière niet over de hele lijn succesvol te noemen; vanuit een muzikaal standpunt is het dat wèl. Net die immense diversiteit aan uitgebrachte platen toont dat zijn grootste drijfveer voor het maken van muziek nieuwsgierigheid is eerder dan het tevreden stellen van een groot publiek. Dat hij hierdoor de verhoopte doorbraak misliep, leerde hij gaandeweg als een onaangenaam neveneffect te beschouwen.
Algemeen worden de eerste drie platen van Costello — My Aim Is True (1977), This Year’s Model (1978) en Armed Forces (1979) — als zijn beste werk beschouwd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze platen als maatstaf voor zijn later werk gebruikt worden. Achteraf gezien bleek dit premature succes dan ook eerder een vloek dan een zegen. Zoals hij zelf te kennen gaf: “Ik maak me geen illusies. Als ik onder een bus loop, draait de radio gegarandeerd dezelfde vijf songs die ze vijfentwintig jaar geleden ook al gekozen zouden hebben. Maar zolang ik leef, blijf ik proberen om nieuwe liedjes in dat lijstje te krijgen.”
Vele fans van het eerste uur blijven Costello immers associëren met het imago van angry young man en het strakke poppunkgeluid van The Attractions. Het werd hem dan ook niet in dank afgenomen telkens hij hiervan probeert af te stappen middels naamsveranderingen (van Declan MacManus over Napoleon Dynamite tot The Costello Show), complexere teksten, opheffing van het beruchte interviewembargo en de keuze voor andere begeleidingsmuzikanten. Het boeiendste echter is Costello’s grillige muzikale karakter zelf dat ervoor zou (moeten) zorgen dat hij niet langer met zijn eerste drie platen vereenzelvigd wordt.
Apenmuziek
Tijdens zijn carrière gaat Costello maar al te graag tegen de wetten van de muziekindustrie in omdat hij beseft er geen baat bij te hebben een karikatuur van zichzelf te worden. Zo is zijn vierde plaat, met de veelbetekende titel Get Happy!! (1980), al een eerste stap weg van dat stereotype beeld van the angry young man. Niet alleen zingt hij voor het eerst ook over andere gevoelens dan woede en frustratie, hij laat zich duidelijk inspireren door soul en motown. De nadruk op ritmische muziek zorgde ook voor een andere opnamemethode. In een studio in Nederland werd geprobeerd om alles zo live mogelijk op te nemen; de anekdote van keyboardspeler en muziekacademicus Nieve die tijdens de opnames instort bovenop zijn piano (“I can’t play this monkey music any more, it’s an insult to jazz”) is tekenend voor het harde werkritme.
Deze crossover zorgt echter voor dalende verkoopcijfers zodat hij met Trust (1981) opnieuw terugkeert naar een bekender geluid. De plaat ademt de roes van drugs en alcohol waarin geschreven werd uit en benadrukt deze keer piano en orgel meer dan een strakke punktoets. Costello’s muzikale nieuwsgierigheid blijft echter belangrijk want in datzelfde jaar komt ook Almost Blue uit, een plaat vol countrycovers opgenomen in de legendarische Nashville Studios. Een dubbel gewaagde onderneming omdat, één, de plaat uitkomt in een tijd waarin new wave enorm populair is — bij wijze van waarschuwing wordt de volgende sticker op de plaat gekleefd: “Warning: this album contains country & western music and may produce radical reaction in narrow minded people” — en twee, door de ambitie te tonen dat hij er ook in slaagt andermans nummers overtuigend te brengen.
Het lijkt een gewoonte te worden dat Costello’s uitstapjes naar andere genres wegens tegenvallend succes opgevolgd worden door een terugkeer naar het bekende rockgeluid van die eerste platen met The Attractions. Zo maakt hij met Imperial Bedroom (1982) — dat voortborduurt op het stramien van Nieve’s uitgekiende (keyboard)melodieën en orkestratie — misschien wel zijn meest experimentele plaat maar wordt de invloed van Nieve op het daaropvolgende Punch The Clock (1983) sterk ingeperkt ten voordele van een blaasensemble met onder andere Chet Baker. Costello doet een beroep op de gouden popformule van producers Langer en Winstanley om zijn meest toegankelijke plaat ooit te maken.
Succes en toegankelijkheid lijken parameters die Costello alsmaar minder zelf gaat hanteren. Hij keert dan ook graag terug naar datgene waardoor hij zelf geïnspireerd wordt. Costello toert in die tijd met T. Bone Burnett onder de naam The Coward Brothers en hun gedeelde liefde voor country en roots resulteert in het sublieme King Of America (1986), in meer dan een opzicht een opmerkelijke plaat. Zo zijn The Attractions op slechts één nummer te horen en bevat de plaat een mix van traditionele Ierse muziek, texmex, swing en country. Wat begon als een oude vlam en aangewakkerd werd door T. Bone Burnett zal uiteindelijk ook te horen zijn op latere platen als The Delivery Man (2004); Secret, Profane & Sugarcane (2009) en National Ransom (2010).
Toch zijn er veel fans niet zo opgezet met het feit dat hij niet meer uitsluitend samenspeelt met The Attractions — zijzelf niet het minst. Costello wordt echter min of meer gedwongen door contractuele verplichtingen met de platenbonzen bij Columbia om in datzelfde jaar Blood And Chocolate uit te brengen, opnieuw met The Attractions en met producer Nick Lowe. Lowe’s aanpak zorgt voor een dichte geluidsmuur, wars van de subtiliteiten die Costello de laatste jaren zo graag verkend heeft. De muzikale gemoederen — die inmiddels al veel te verduren kregen onder invloed van geld en verdovende middelen — tussen Costello en The Attractions worden niet echt bevorderd. Gevolg is een pauze van tweeënhalf jaar; erg ongewoon voor Costello die normaal songs aan de lopende band schrijft.
Experimenteerzin
Latere jaren tonen alleen maar een meer eigenzinnig geworden Costello die alsmaar minder geeft om die ogenschijnlijk alles dicterende wetten van de muziekindustrie. Spike (1989) en Mighty Like A Rose (1991) bevatten zo mogelijk nog moeilijkere composities en meer hermetische teksten, maar omvatten ook een tijdsperiode waarin Costello de kans heeft om nauw samen te werken met niemand minder dan Paul McCartney (Macca: “I can tell in Elvis’s whole stance, his whole attitude, his whole singing style, it’s all there, it’s all sort of John-ish”). Latere samenwerkingen zullen Costello’s talent alleen maar meer in de verf zetten. Op het sublieme Painted From Memory (1998) leert Burt Bacharach Costello pas echt zijn stem naar hogere niveaus te verheffen terwijl River In Reverse (2006) als vriendendienst voor Allen Toussaint kan tellen om de schade die de orkaan Katrina in New Orleans aanrichtte te verwerken.
De Costello van de jaren negentig en later staat op muzikaal en persoonlijk vlak mijlenver van zijn jongere versie uit de late jaren zeventig. Muzikaal is hij enorm opengebloeid: hij leert intensief notenleer en heeft een passie ontwikkeld voor klassieke muziek. Zo werkt hij voor The Juliet Letters (1993) samen met het strijkkwartet The Brodsky Quartet en komt in 2004 Il Sogno uit, instrumentale muziek bij een dansvoorstelling. Het wordt alsmaar moeilijker om Costello als muzikant in een hokje te plaatsen, niet het minst omdat hij altijd bereid is om bij te leren: op When I Was Cruel (2003) gebruikt hij voor het eerst computertechnologie om te samplen. Wat zijn persoonlijke leven betreft, brengt hij in 2003 North uit, een enorme warme jazzgeïnspireerde plaat die zijn nieuwe liefde met jazzzangeres Diana Krall thematiseert.
De rol van The Attractions wordt trouwens alsmaar kleiner; zodanig klein dat er geen sprake meer kan zijn van een vaste groep achter Costello. Op Brutal Youth (1994) en All This Useless Beauty (1996) — een plaat overigens met nummers die Costello voor anderen schreef maar die om diverse redenen nooit door hen opgenomen werden — wordt er geen baanbrekend werd meer afgeleverd. Al gauw wordt duidelijk dat pianist Nieve, die vroeger door Costello meer als een muzikaal rivaal gezien werd, nog het meeste meegaat in de experimenteerzin van Costello: in 1996 verschijnt een indrukwekkende vijfdelige cdset — ondertussen al een collector’s item waar wij onze pollekes op konden leggen en nee, u weet ons niet wonen — van een korte toer waar Costello magistraal begeleid wordt door Nieve. Uiteindelijk worden The Attractions The Imposters: bassist Bruce Thomas speelt na een persoonlijk geschil niet langer mee en wordt vervangen door Davey Faragher.
Vanaf eind jaren negentig blijft het altijd afwachten welk muzikaal facet van Costello de bovenhand haalt. Dat hij bij zijn huidige label zelf mag kiezen op welk sublabel zijn platen uitkomen, draagt ongetwijfeld ook bij tot zijn gevarieerd muzikaal karakter. Ook al blijken al deze zijstraatjes voor vele fans een cul-de-sac en creëren ze afstand tot het grote publiek, Costello blijft gewoon zijn zin doen: “I’ve got so many albums that I want to make. My responsibility is to put stuff out there. At the same time it’s only records: if you don’t like this one you might like the next one. They’re not a series of red buses that are always the same.” En dat klopt als een bus.
Elvis Costello speelt op 9 november solo in een uitverkochte Koningin Elizabethzaal in Antwerpen. Er zijn wel nog tickets beschikbaar voor het optreden op 17 november in het Koninklijk Circus.