Hoewel hij, getuige de talloze eerbetonen in zijn discografie, een liefhebber van de visuele kunsten is en zelf al het onderwerp was van een documentaire (Musician, een aanrader), had Vandermark nog geen soundtrack op z’n cv staan. Daar komt verandering in met de muziek die hij componeerde voor een film van de Italiaanse cineast Augusto Contento.
Het opmerkelijke is dat de muziek al opgenomen werd (december 2008) voor deze documentaire over het leven in het Amazonegebied gefilmd werd (in de loop van 2009): niet zo’n gebruikelijke manier van werken,maar misschien zegt het ook iets over het vertrouwen dat beide artiesten in elkaar hadden. Het resultaat mag alleszins gehoord worden: enerzijds is het overduidelijk een Vandermarkalbum, iets dat vast ook te maken zal hebben met de passage van een paar collega’s die de voorbije jaren veel aan zijn zijde stonden te musiceren, maar anderzijds krijg je hier ook een minder ontgonnen kant van de componist te horen, omdat er anders wordt omgesprongen met dosering en contrastwerking.
Vandermark verzamelde zes muzikanten rond zich, die hier de ‘Predalla Group’ genoemd worden: trombonist Jeb Bishop, trompettist Jaimie Branch, cellist Fred Lonberg-Holm, gitarist Jeff Parker, bassist Nate McBride en percussionist Tim Daisy. De minst bekende van de bende is ongetwijfeld Branch, die voor het eerst opduikt op een plaat van de leider (die niet zo vaak samenwerkt met trompettisten). Bij de rest valt vooral op dat er drie voormalige Vandermark 5-leden bij zitten, iets dat ook z’n gevolgen heeft voor Strade d’Acqua. Het van een noir-randje voorziene “Dust Town” had zo op een van de oudere albums van die band kunnen staan, net zoals er nog flarden opduiken die lijken te verwijzen naar dat stilgelegde project.
Veel heeft natuurlijk ook te maken met de aard van deze stukken. Terwijl er een aantal heel coherent zijn, zoals “Dust Town” en het erop volgende “Austral Cartography” waarmee het een vrij traditioneel middenstuk vormt, vallen sommige composities ook op door hun schizofrene aard. Regelmatig gebeurt het dat zo’n compositie twee sterk verschillende songhelften heeft of geluidenwerelden laat horen die vrij ver van elkaar staan. Dat is meteen zo bij opener “Further”, dat van start gaat met donker aangestreken bassnaren die tussen een drone en stoombootimitatie zitten. Na een tijdje sluipt er percussie onder en evolueert het naar een meer ‘open’ stuk waarbij de blazers variëren op enkele thema’s die aangereikt worden door Bishop. Daarna delen de twee plaagstootjes uit: de snerpende cello duikt aan het einde terug op, de blazers zoeken een weg door schijnbare willekeur.
De twee gezichten zijn nog veelduidelijker in “Sieve Of The Soul”: voor een groot stuk drijvend op percussieve elementen en cellomelodieën die zo uit de volksmuziek lijken te komen. Gaandeweg wordt het donkerder, als bas en cello agressiever worden en plots valt alles stil en wordt plaatsgemaakt voor de blazerssectie die uithaalt met een elegisch thema, bijna iets van een New Orleass brass band op een begrafenis, waarbij Bishop de show steelt. En dan gaat het meer naar dromerige strijkers. “Signal” gaat erg abstract van start, als een soundcape, met galmeffecten en vreemde geluiden waarvan je niet met zekerheid kan zeggen wie ervoor verantwoordelijk is. Gaandeweg gaat het echter meer het terrein van de vrije compositie op, met prominent baritonwerk van Vandermark.
Meest opvallend is misschien wel de repetitieve groove van “Blue Over Green”, voortgestuwd door een potige baslijn van McBride en veruit het meest aanstekelijke nummer op de plaat. Het thema wordt geïntroduceerd door de blazers, maar het soleren gaat naar gitarist Parker, die in z’n eerste solomoment kiest voor een verkennende, cleane aanpak en bij zijn terugkeer na de blazersinterventie alles opengooit met distortion en gefriemel à la Sharrock. Het zorgt voor een verzengende climax die de kop ingedrukt wordt door een abrupt einde. Het is de enige bijdrage van de gitarist, maar wel eentje die kan tellen. Hopelijk kan hij nog eens een grotere bijdrage leveren, zoals dat het geval was bij Powerhouse Sound.
Strade d’Acqua/Roads Of Water is niet de meest indrukwekkende of complete Vandermarkrelease, maar dat hoeft, gezien de aard van het project, ook geen verrassing te zijn. Bovendien is het soms boeiender om na te gaan wat deze plaat niet heeft: de composities zijn open van aard, volgen regelmatig een eenvoudige skeletstructuur en hebben een vrijere focus die veel van zijn andere albums niet hebben. Vandermark is een analytische controlefreak en het doet deugd om hem eens de teugels te zien vieren. Geen ideale introductie dus, maar de liefhebbers kunnen op twee oren slapen: de eerste soundtrack werd met verve beëindigd. Naar verluidt zouden Contesto en Vandermark in 2010 gewerkt hebben aan een documentaire over de creatieve scene van Chicago, waar o.m. ook Steve Albini en Rob Mazurek een bijdrage aan leverden. Iets om naar uit te kijken.