Jarenlang gold Blonde Redhead als een typische New Yorkse band; de postwave van het trio was stevig geworteld in de stad en werd vaak (en niet geheel terecht) vergeleken met Sonic Youth. Met Melody Of Certain Damaged Lemons (2000) en Misery Is A Butterfly (2004) brak de groep min of meer met die erfenis, maar het zou pas met 23 zijn dat hij echt andere geluiden opzocht.
De ingehouden songs en vloeiende klanken die sinds de eeuwwisseling steeds prominenter in de albums opdoken, kregen op dit album volledig vrij spel. Na zes albums lang het New Yorkse no wave-geluid verder uitgediept te hebben, mochten shoegaze en (Britse) new wave mee de (nieuwe) marsrichting bepalen. Het ‘experiment’ wierp duidelijk zijn vruchten af, in die mate zelfs dat Blonde Redhead op Penny Sparkle de Amerikaanse rockerfenis volledig achter zich laat en met succes inruilt voor een door new wave, new romantics en andere Britse eighties-stromingen beïnvloed geluid.
De uitstekende eerste single en tevens eerste song van de plaat, “Here Sometimes”, mag als tekenend voor het album beschouwd worden. De gitaren zijn grotendeels ingeruild voor keyboards/synthesizers, terwijl de drums plaats geruimd hebben voor drumcomputers (of alleszins zo klinken). Het is een stap die ook Editors met hun laatste plaat namen, maar waar die laatste zichzelf blijft verliezen in zwaarmoedige pathos, kiest Blonde Redhead voor een ragfijne melancholie die nauwer aansluit bij schoenenstarende bands, droompoppers en verloren romantici.
Lush en Cocteau Twins zijn (tot op zekere hoogte) voor de hand liggende vergelijkingen, evenals (zij het in mindere mate) O.M.D., China Crisis en The Cure. Blonde Redhead weet gelukkig meer te doen dan zomaar leentjebuur te spelen, zoals “Love Or Poison” bijvoorbeeld treffend aantoont. Volledig ondergedompeld in een bad van weemoed, geeft de song Kazu Makinos’ ijle stem alle vrijheid terwijl de instrumenten voor een bezwerende omkadering zorgen.
Ook “Spain” laat zich door zwevende droompop inspireren, evenals “Everything Is Wrong”. Van versnellingen of stijlbreuken is dan ook nauwelijks sprake, zodat er doorheen het hele album eenzelfde sfeer waart. “Will There Be Stars” laat zich weliswaar door een baslijn voortstuwen, maar tezelfdertijd is het nummer zozeer doordrongen van een bepaald geluid dat het zich uitstekend kan vinden in het veel ingetogener (introverter) “Black Guitar”, dat slechts voorzichtig hint naar een potentiële uitbarsting.
Toch is Penny Sparkle geen eenzijdig album. Wie “My Plants Are Dead” naast “Oslo” of het titelnummer legt, hoort hoezeer de band telkens andere elementen uit het tijdperk incorporeert om zijn verhaal te vertellen. De rode draad mag dan wel een bepaald gevoel zijn, het impliceert niet dat alle nummers in eenzelfde bedje behoren te liggen, laat staan dat ze inwisselbaar zouden zijn. Net zoals op de oudere platen weet Blonde Redhead perfect een bepaald geluid uit te diepen en op verschillende manieren in te kleuren.
Wie Blonde Redhead omarmde op basis van zijn no wave-achtergrond zal ongetwijfeld knarsetandend moeten aanzien hoe de groep sinds de eeuwwisseling steeds verder wegdreef van het genre en andere horizonten (en continenten) opzocht. Wie het trio echter volgde in zijn blijvende zoektocht naar een nieuw geluid en hen in die tocht erkende, kan niet anders dan te besluiten dat Penny Sparkle het soort tijdelijke halte is waar men voor lange tijd wil vertoeven.
Blonde Redhead speelt op 18 september in de AB.