Dit is het tweede deel van een recensie van twee pagina’s. Voor
deel één, klik
hier.
Dat een dergelijk verhaal, zeker in de handen van Leone,
gewelddadig zou zijn, sprak eigenlijk al voor zich. Het fysieke
geweld wordt echter relatief kort (zij het brutaal) gehouden. Over
een lengte van bijna vier uur zitten er misschien drie of vier
scènes in die bijblijven omwille van het bloedvergieten. Veel
opvallender is het terugkerende seksuele geweld, dat in mindere
mate ook al aanwezig was in Leone’s vorige films. Tijdens de
openingssequens zijn gangsters Noodles aan het zoeken in de
opiumbar. Ze trekken een man weg van de vrouw die hij aan het
kussen is – hij is niet degene die ze zoeken, maar omdat ze toch
bezig zijn, duwen ze de loop van hun revolver tegen de tepel van de
vrouw. Later in de film krijgen we twee verkrachtingen, allebei
gepleegd door Noodles – nochtans ogenschijnlijk een hoofdpersonage
voor wie we sympathie moeten voelen. De eerste verkrachting is een
toonbeeld van ambiguïteit, met een slachtoffer dat duidelijk kickt
op wat er met haar gebeurt – achteraf lijkt ze er niet bepaald een
trauma aan overgehouden te hebben. De tweede is nog veel brutaler.
Ditmaal beleeft de vrouw er zeer duidelijk geen enkel plezier aan,
en Leone rekt de scène dan ook nog eens genadeloos uit. Het is niet
genoeg om de kijker te laten weten wat er aan de gang is en dan weg
te cutten. Nee, we krijgen twee, drie minuten lang geworstel,
geschreeuw, gekreun en gehijg voor het voorbij is. Welke
mentaliteit heeft Leone tegenover dat geweld? Het zou overdreven
zijn om te zeggen dat hij het goedkeurt, maar hij veroordeelt het
ook niet. In het universum van zijn films lijkt het meer iets te
zijn dat bij het leven hoort.
Hoewel die scène niet zomaar zonder context in de film wordt
gesmeten: Noodles’ tweede slachtoffer is Deborah, het meisje waarop
hij al sinds zijn jongste jaren verliefd is (als kind wordt Deborah
trouwens gespeeld door een piepjonge Jennifer Connelly). Doorheen
de hele film zien we een soort driehoeksrelatie ontwikkelen tussen
Noodles, Deborah en Max. In een sleutelscène geven Noodles en
Deborah elkaar hun eerste kus, en op dat moment horen we Max van
buiten op Noodles roepen. “Ga maar,” zegt Deborah, “je moeder roept
je”. Dat is de scène waarin Noodles de keuze heeft om bij Deborah
te blijven en (misschien) iets met haar op te bouwen, of om naar
Max te gaan en expliciet te kiezen voor het gangsterleven. Het is
een keuze tussen een leven van liefde of van geweld. En uiteraard
maakt hij de verkeerde keuze. (In dat opzicht is het interessant om
te merken dat er een zeer subtiele homo-erotische ondertoon in de
film zit, van Max naar Noodles toe. Leone gaat er niet op in, maar
het is er wel, in bepaalde blikken en korte momentjes in de
vertolking van James Woods als Max). De verkrachtingsscène, veel
later in de film en het leven van de personages, lijkt dan ook een
uitbarsting van zijn frustraties te zijn – niet dat je het daarmee
kunt goedpraten, maar het geeft er wel een ruimer kader aan.
Op technisch vlak is dit één van Leone’s absolute meesterwerken,
met een aantal onvergetelijke shots (inclusief de beruchte
wandeling van de jongens onder de Brooklyn Bridge) en vooral
fantastische overgangen tussen de verschillende tijdlijnen. De
meest opmerkelijke hiervan is ongetwijfeld een scène waarin Noodles
anno 1968 over straat loopt, om plots een frisbee over z’n hoofd te
zien vliegen. Leone cut naar het koffertje dat Noodles in z’n
handen heeft, en dan plots naar 1933, waarin Noodles een
gelijkaardig valiesje vastheeft. De aanwezigheid van de frisbee
wordt nooit verklaard. Het is een surreëel element, maar op een
manier die onmogelijk is om uit te leggen, is het ook perfect op
zijn plaats.
De acteerprestaties zijn over de hele lijn erg sterk, met Robert
De Niro en James Woods in de centrale rollen als de volwassen
Noodles en Max. Beide acteurs waren rond deze tijd op hun
hoogtepunt, en dat zie je, in twee vertolkingen die uitpuilen van
de subtiele details. Elizabeth McGovern voelt zich minder op haar
gemak als de volwassen Deborah en is dan ook een zeldzame zwakke
schakel. Maar daar staat dan weer tegenover dat de kindacteurs erg
goed gecast zijn – niet één van hen vertoont de ergerlijke
gewoontes van doorsnee kindsterretjes.
‘Once Upon a Time in America’ bleek Leone’s zwanenzang – hij
stierf in 1989. Maar de film heeft dan ook het gevoel van een
laatste werk, een laatste statement over het leven, over Amerika,
over de relatie die we hebben met ons verleden. Het is een
weemoedig, poëtisch meesterwerk, één van de beste films ooit
gemaakt.