Voor ers van: Bright Eyes en Shearwater.
De muzikale output van Will Sheff, frontman en
zanger/componist/gitarist van Okkervil River, begint wat
overweldigend te worden. Zo verscheen in 2005 het magistrale ‘Black
Sheep Boy’, tot op heden nog steeds ons favoriete album van dit
gezelschap, om kort daarna aangevuld te worden met het verre van
overbodige ‘Black Sheep Boy Appendix’. Vorig jaar was er het
wederom uitstekende The Stage Names, dat
prominent aanwezig was in onze eindejaartslijstjes. Een album dat
zijn inspiratie vond in de culturele geschiedenis van de vorige
eeuw. En blijkbaar had Will destijds voldoende materiaal bij elkaar
gepend om een dubbelalbum uit te brengen, want de ‘restjes’ van
deze sessies verschijnen nu als een volwaardig nieuw album, ‘The
Stand Ins’.
De vraag die nu op ieders lippen brandt, is wellicht: zijn deze
nummers, zoals de titel lijkt aan te geven, minderwaardige
vervangers of weet Okkervil River ons opnieuw te overtuigen met
knappe en intelligente songs die we graag op repeat zetten?
Op dit zesde album kreeg Will Sheff de medewerking van zijn
ex-collega en opper-Shearwater Jonathan
Meiburg, alsook van Charles Bisell, gitarist van het zwaar
onderschatte The Wrens. Het duet dat Meiburg en Sheff brengen in
‘Lost Coastlines’ gaat trouwens over alle vreugde en verdriet dat
het samen houden van een band met zich meebrengt en de toevoeging
van Meiburgs stem geeft de song nét dat nodige tegengewicht, want
het soms wat pathetische stemgeluid van Will Sheff wordt sommigen
al gauw te veel. Ok, het is een stem waar je van houdt of een
grondige hekel aan hebt, een tussenweg lijkt er niet te bestaan en
wie luistert naar songs als ‘Blue Tulip’, een hartverscheurende
ballad of de fraaie pianosong ‘On Tour with Zykos’ kan er helemaal
niet omheen dat de manier waarop Will in de huid van zijn
personages kruipt, soms serieus kan wedijveren met – vergeef ons
deze keer de lichte vorm van overdrijving – de gebeden die je aan
de klaagmuur kunt horen. Tegelijkertijd is nét deze vorm van
overacting Okkervil Rivers echte meerwaarde; marketeers zouden hier
zelfs spreken van een unique selling proposition.
Maar niet getreurd, want ‘Singer Songwriter’, een vleugje Dylan met
een scheut country, laat dan weer de wat minder gelaten kant van
Okkervil River horen, alhoewel de teksten dan weer verre van
opbeurend zijn maar wel uitermate inspirerend. Met de toevoeging
van blazers waait er ook in ‘Starry Stairs’ een lichtjes andere
wind en ‘Pop Lie’ lijkt wel een aanval op de hitparades. Deze song
klint zo aanstekelijk als de pest en is ook nog eens uitgerust met
de gedrevenheid van een vertegenwoordiger die zo snel mogelijk zijn
kerstmisbonus wil binnenhalen. Het slotnummer ‘Bruce Wayne Campbell
Interviewed on the Roof of the Chelsea Hotel, 1979′ zou dan weer
niet misstaan hebben op Sufjan Stevens’ ode aan Illinois.
Dit tweede luik van Okkervil Rivers ode aan de
entertainment-industrie kreeg dan wel de naam ‘The Stand Ins’ mee,
maar dat wil totaal niet zeggen dat de songs op dit album slechts
tweederangsnummers zijn. Deze plaat is alweer een degelijk muzikaal
werkstuk van een band die langzaam maar zeker een oeuvre bij elkaar
aan het pennen is om duimen en vingers bij af te likken.
Als u het ons vraagt wordt het hoog tijd dat deze band de overstap
maakt naar het bredere publiek, want dat ze dat verdienen is
onderhand zo klaar als pompwater. Wie trouwens de trotse eigenaar
is van de fysieke cd’s van Okkervil River kan het vorige album ‘The
Stage Names’ boven dit nieuw album leggen en zal direct de eenheid
van beide albums opmerken en doorhebben hoe deze twee zich tot
elkaar verhouden.