In 2005 nam Shara Worden onder de naam My Brightest Diamond twee platen op: Bring me The Workhorse en A Thousand Shark’s Teeth. Het eerste zou een rockplaat worden en het tweede een klassiek werk, al was dat na de release van Bring me The Workhorse niet meer zo zeker.
Terwijl Bring me The Workhorse een pak strijkers en ander klassiek instrumentarium bevatte dat niet louter sfeervol op de achtergrond meedeinde maar een integraal en wezenlijk deel van de songs uitmaakte, bleef A Thousand Shark’s Teeth op de planken liggen. De relatief prominente rol van de klassieke instrumenten op het debuut — het blijft immers een rockplaat — leek de vraag en hang naar een klassiek album overbodig te maken; Worden had immers beide werelden weten te verzoenen.
Nu A Thousand Shark’s Teeth toch verschenen is, lijken de originele plannen zelfs definitief naar het achterplan verbannen te zijn. Worden heeft een indrukwekkend vervolg geschreven op haar debuut, waarbij ze ditmaal nog meer de verschillende mogelijkheden onderzoekt en elke song zijn eigen klankkleur geeft. De arrangementen zijn (nog) rijker en de nummers zelf klinken vaak stiller, minder dwingend, maar wel sprookjesachtig episch en doordacht.
Een fraai voorbeeld daarvan vormt “Black & Costaud”, dat zwaar beladen pianotoetsen en een resem blazers en strijkers samen door een duister bos laat dwalen. Rocksong noch sfeerstuk, veeleer ergens tussenin en daarboven staand, laat het nummer in de eerste plaats de getalenteerde componist die Worden is aan het woord. Als buitenbeentje, zelfs op deze plaat, maakt de song duidelijk hoezeer My Brightest Diamond weet te balanceren op de dunne lijn tussen gezochte interessante moeilijkdoenerij en verbluffende uitstapjes in artrock.
De plaat is niet minder dan een aaneenschakeling van hoogtepunten waarbij de rijke invulling van de nummers nooit vol aandoet en strijkers noch blazers gereduceerd worden tot het zoveelste toefje dat een nummer kleur moet geven. Evenmin stijgen ze boven “banale” rockinstrumenten als bas en drum uit: veeleer worden ze allemaal op eenzelfde niveau geplaatst naast de menselijke stem. Op A Thousand Shark’s Teeth vervult elk instrument een specifieke maar noodzakelijke rol.
Het exotische “Like A Sieve” bijvoorbeeld heeft nood aan de Oosterse percussie en tegendraadse ritmes, niet omdat ze vocale capriolen dienen te overstemmen, wel omdat ze een wezenlijk deel uitmaken van het nummer. “Apples” krijgt gelijkaardige verwarrende ritmes toegeschoven, maar ditmaal slaan de stem en strijkers de handen in elkaar. Dat het ook minder confronterend kan en mag, bewijst het sprookjesachtige “To Pluto’s Moon” dat de luisteraar op een zachte wolk wil meedrijven. Strijkers, percussie, zang,… geen van hen wil een stoorzender zijn.
De single “Inside A Boy” en “The Ice & The Storm” sluiten aan bij het oudere werk dankzij een pompend ritme (dank aan de drum en gitaren) en een Worden die haar indrukwekkende zangkwaliteiten binnen de marges van de (art)rock weet te houden. Misschien niet geheel toevallig zijn het de eerste twee nummers op een plaat, die daarna met “If I Were Queen” een andere richting inslaat en de klassieke interesses van Worden volop verkent.
Vier jaar later dan voorzien is A Thousand Shark’s Teeth eindelijk verkrijgbaar, maar zelfs wie de oorspronkelijke opnames van Shark demo niet gehoord heeft, zal niet durven twijfelen aan de rechtgeaardheid van deze beslissing. Bring me The Workhorse was een indrukwekkende artrockplaat, maar bij dit album verbleekt het schaamteloos. De componist en de zanger Worden hebben elkaar gevonden in een plaat die intellectueel en kunstzinnig weet te klinken zonder ook maar een seconde te vervelen of gezocht art farty te zijn. A Thousand Shark’s Teeth klinkt alleen moeilijk voor wie zich er niet voor openstelt.