Sinds Nirvana er al zo’n decennium geleden wegens vrij dwingende
redenen de brui aan gaf, hield drummer Dave Grohl zich geenszins in
de luwte. Bijwijlen leken z’n naam en diensten wel gedrukletterd in
de yellow pages aangeboden te worden. Hij mepte Queens of
The Stone Age met Songs for the Deaf tot
eenzame hoogten. Lolbroeken Jack Black en Kyle Gass (aka Tenacious D) hielp
hij aan een meer dan degelijk debuut, zéér welkom wanneer de
verzamelde pers over je schouders komt meegluren. Hij stampte
metalsensatie Probot eigenhandig uit
de grond, en dan zwijgen we nog over z’n felgesmaakte passage bij
Killing Joke.
De stickers ‘featuring the former Nirvana-drummer’ kenden
gouden tijden. En als the nicest guy in rock’n roll z’n ei
écht kwijt wil, roept hij gewoonweg z’n Foo’s samen voor wat nu
alweer hun 6de officiële studioplaat mag heten. Sinds ze met ‘In
Your honor’ van de daken schreeuwden hun magnum opus
gemaakt te hebben, de wei van nonkel Herman ‘My Hero’ deden
meebrullen, en zich opwerkten tot favoriete band voor oude jongeren
en jonge ouderen, hebben de Foo’s behoorlijk wat watertjes
doorzwommen. Hun crowdpleaser annex live-plaat ‘Skin and
Bones’ mocht ons vorig jaar zoet houden, de Amerikanen zelf zouden
zich intussen aan zo’n gevreesde sabbatical wagen. Maar zoals het
een duizendpoot betaamt, jeukten Grohls vingers zodanig – hij
leerde zelfs op een piano tokkelen – dat ze met z’n allen veel
sneller dan voorzien de studio introkken. Naar aloude, goeie,
gewoonte wist het vooruitgeschoven ‘The Pretender’ ons danig op te
warmen dat we voor ‘Echoes, Patience, Silence and Grace’ al een
plaatsje naast In
your Honor en One by One
vrijhielden.
Na welgeteld één luisterbeurt werd duidelijk dat deze erestek niet
hoeft betwist te worden: ‘Echoes, Patience, Silence and Grace’ is
gewoon meer van het hetzelfde: een aangename, nauwelijks verassende
luisterplaat. Net zoals ‘One by one’ grossiert dit schijfje in een
indrukwekkend stijlenspectrum: van zomerse popsongs tot onvervalste
tearjerkers. Minder dan gemiddeld worden de gitaren aangebonden en
de versterkers ingeplugd. Naast ‘The Pretender’ is er enkel ‘Cheer
up Boys (Your Make Up is Running)’. Niet meteen snoeiharde nummers,
zoals ‘In Your Honor’ er wel enkele had.
Wel op deze plaat: een overdonderende lading meezingers, voor zij
die rond het kampvuur wel eens wat anders dan ‘Hard Times’ of
alweer zo’n gezellige Nonkel Bob-imitatie ten berde willen brengen.
Enig probleempje voor dergelijk initiatief; het is behoorlijk
lastig én gevaarlijk om zich achter een vleugelpiano te scharen met
die vervaarlijk opspattende gensters rondom. Want ja, enkele van
die sfeermakers werden achter de piano gecomponeerd, volgens de
opper-Foo het meest complete instrument. Wat twee niemendalletjes
oplevert, ‘Statues’ en ‘Home ‘. Wel ijzersterk, en wat strakker, is
‘Summer’s End’, het soort luchtige rock waar de Foo Fighters
onderhand meerdere octrooien op hebben versleten, maar dan nog nét
dat tikkeltje straffer. Horen eveneens thuis op elke iPod: het
ingetogen ‘Come Alive’ met z’n grande finale, ‘Long Road to Ruin’,
en het bijzonder veelgelaagde ‘Let it Die’.
The Foo Fighters breien met ‘Echoes, Patience, Silence and Grace’
eindelijk het logische vervolg aan ‘One By One’, zij het dan nét
een tikkeltje minder sterk. Wie vernieuwing zoekt was echter beter
af met hun ambitieuze dubbele of één van Grohls vele
zijsprongetjes.