Een flits. Een rookwolk. Uit de nevelen van vervlogen tijden (er was geen werk, de CVP leek vastgekleefd aan de macht, en baarden waren hip) komen vijf zwarte schimmen wat rondspoken. Hoe kan het ook anders: er is geen werk, Yves Leterme is de populairste politicus van dit gewest, en we zien rondom ons opnieuw meer baarden op jeugdige gezichten dan we aankunnen. James, het doemdenken graag!
“Lawaai moet een overtuiging hebben”, nagelde Stijn Meuris de essentie ooit eens glashelder de tafel in: niet je techniek telt, maar de passie waarmee je iets brengt. Hij wist waarover hij praatte want daar in het diepe putje van Limburg toonde leraar Marc Haesendonckx hem met De Brassers jaren geleden voor hoe het moest: luid, zwart en kwààd vatte hun muziek de vroege Vlaamse jaren tachtig in geluid.
Zelf omschreven ze hun muziek als “onvrede omgezet in energie”, overgave. “En toen was er niets meer” is rauw, compromisloos en had nauwelijks iets te maken met wat er rond hen gebeurde. De Brassers importeerden hun invloeden rechtstreeks uit het hart van de punk: Engeland met zijn Clash en zijn Sex Pistols. Maar vooral met zijn Joy Division.
De Brasssers zijn ’s lands rasechte zwartzakken, tegenover Red Zebra’s cartoonversie. En tegenover het amechtige Engels van Slabbinck en co poten zij een stevig, onverbloemd geschreeuwd Nederlands. In de RockRallyfinale van 1980 worden zieltjes gewonnen (al gaat de prijs naar The Machines), NME heeft het in Engeland wat later over het Mean and Moody “En toen was er niets meer”. Jeugdhonken, cafés en kraakpanden worden afgetoerd maar het avontuur loopt in 1982 af in een sfeer van wanorde.
Rocksterren verklaren vaak stoer dat ze nog steeds muziek zouden maken ook als hun platen voor geen meter zouden verkopen. De Brassers voerden de daad bij dat woord, want het muzikantenbloed blijft desondanks kolken. Gitaren worden nooit helemaal aan de wilgen gehangen, in garages galmen af en toe nog dalende baslijnen. Reünies zijn er voorzichtig in 1987 en 1995, met her en der een vervangen groepslid.
Deze zomer is er dan plots de mini Slijk, en die komt in deze donkere en koude dagen regelmatig van pas. Het is een klotewereld, de zon schijnt niet meer, vriendschappen zijn kapotgegaan, het leven doet “Pijn”. Gitaren worden grasmaaiers terwijl Poukens het uitschreeuwt: “Het wordt meer aangedaan dan het wordt bedoeld/het wordt meer vergeten dan het wordt gevoeld/want niets is zo aanwezig als keiharde pijn”, vreemd genoeg meteen de enige tekst die Marc Poukens in zijn moedertaal schreef; Slijk bevat overwegend Engelstalige nummers.
Dat is jammer, maar het is slechts een kleine smet. Er zijn immers de duistere synths en onheilspellende bas van de slepende opener “Living On The Edge”, de kriepende gitaren van “Hold Me Now”, … De Brassers heeft nog altijd niets met technische perfectie, maar je zou je niet kunnen voorstellen dat deze nummers anders zouden klinken. Ook diep in je veertigerjaren (we gokken) kun je nog geloofwaardig kwaad klinken.
Terwijl vrienden de zoveelste sollicitatiebrief tikken, en het braafste en irritantste jongetje van de klas ervan droomt de volgende Yves Leterme te worden, leggen wij nog eens Slijk op. Het is tijd voor een nieuwe rakettenbetoging.