New wave is anno 2018 precies 40 jaar oud, en dat zullen we geweten hebben. Het uit zijn eigen as herrezen Sinner’s Day tekende met een affiche tjokvol legendarische bands en voorwaar zelfs vers bloed voor een programmatie waar andere organisatoren wellicht een moord voor zouden begaan. Of het genre vandaag de dag nog relevant is? De vraag stellen is ze beantwoorden, nietwaar?
Met bands zoals The Neon Judgement, Talking Heads, The Smiths en vooral The Jesus And Mary Chain was het immers de new wave en niets anders dat ondergetekende en talloze generatiegenoten wegjoeg van de hitparades van deze wereld en als een soort magische poort de weg vrijmaakte voor talloze andere muziekjes. Het genre, dat volgens een hele batterij aan muziekbijbels al een zachte dood stierf in 1988, schudde ons anders gezegd wakker als een koude douche op een melancholische herfstochtend.
Opvallend veel veertigers en vijftigers die dus in Genk geduldig aanschoven voor de (te) lange rijen aan de bonnetjesstand en de schamele twee foodtrucks. Maar passons, we kwamen voor de muziek en gelukkig bleek die bij het gros van de bands hetzelfde te zijn als goede wijn: beter met de jaren. Neem nu het de spits afbijtende, Hasseltse O Veux: de band bleek niet te beroerd om in zijn openingssong een buikdanseres op het podium haar ding te laten doen. Verder speelde het combo een prima cover van Joy Division’s “Isolation” en pootten ze een excellente versie neer van hun eigen grootste hit “La La Bolivia”.
Of wat dacht u van het Hollandse Claw Boys Claw? Zanger Peter Te Bos, zichtbaar ouder geworden, had er kilometers zin in en dat kan je ook zeggen van de rest van de band. O die heerlijke gitaren! O die duikboot van een bas! O die roffelende drums! Je moet het maar doen als band op Sinner’s Day: manifest weigeren je grootste hit (“Rosie”) te spelen, maar het publiek dan wel trakteren op rammelende garagerock van de bovenste plank, nieuw werk incluis. Yep, Te Bos ging als vanouds het podium af om net als vroeger met een ellenlange microdraad tussen het publiek te wandelen. Met je ogen dicht waande je je als toeschouwer dan ook heel even op een concert van The Stooges ergens in een vochtige kelder eind jaren zestig, zeker met het sprankelende “Red Letter” uit Claw Boys Claws laatste nieuwe plaat. Klasse!
Marcel Vanthilt, presentator van Sinner’s Day en bekende mens tout court, was ooit, diep verdwaald in de vroege jaren tachtig, lid van Arbeid Adelt, een newwavecombo van het zuiverste water, maar in de Limburghal trad hij op onder eigen naam. Of het concert een beetje te pruimen was? Mja, iemand die het destijds grijs gedraaide “Beats Of Love” van Nacht Und Nebel, de groep rond de jammerlijk te vroeg gestorven Patrick Nebel, covert, kan alvast op onze stevige sympathie rekenen. Dat het, nochtans met twee synthesizers en een gitarist, muzikaal allemaal even licht woog als een maaltijd van de Weight Watchers, kon de pret niet bederven; nieuwe single “Oklahoma” stond als een huis. Een prefabhuis weliswaar, maar toch.
En ja, sommige muziek waar je als zestienjarige min of meer naar opkeek, heeft de tand des tijds duidelijk niét doorstaan. Neem nu het Britse GBH, dat nog steeds Engelse punk combineert met vervaarlijk veel Amerikaanse hardcore. Dit concert katapulteerde ons rechtstreeks naar het prehistorische 1987 toen wij menige zondagmiddag naar hardcoreconcerten in de parochiezaal van Schepenheuvel trokken, toen ook al meer om onze punkvrienden te zien dan om de concerten zelf. Legendarische band hoor, dat GBH, maar geef ons toch maar de “zuivere” Amerikaanse punk van het later ten dans spelende MC50.
Richard H Kirk, één van de drie founding fathers van de legendarische electro-industrialband Cabaret Voltaire, al opgericht in het verre 1973, stond er in Genk in zijn dooie eentje en tekende met drie achtergrondprojecties voor een muzikaal interessante maar helaas visueel wat saaie trip doorheen zijn eigen nieuwe werk. Een man die in het duister wat zit te morrelen aan zijn laptop en synthesizer met daarachter beeldcollages van dertien in een dozijn, we hebben het al minstens één keer te vaak gezien.
Tijd voor een gezinsblik stevige postpunk uit Hamont, tijd voor De Brassers. Het viertal, aangevuld met een extra gitarist en keyboardspeler, tekent voor bezwerende ritmes en muziek die meestal zo vol als een maaltijdsoep klinkt. Neem nu “En Toen Was Er Niets Meer”, hun grootste hit en destijds de hymne van een hele generatie: geluidjes uit het keyboard die zo lijken te zijn ontsnapt uit de studio van William Orbit, beetje staccato ritmesectie in de strofes om dan in de refreinen uit te barsten in fulltime punk, meesterlijk gewoon. Dat de band er nog “Lowdown”, een geweldige cover van het Britse Wire, bovenop gooit, vormt de kers op wat al bij al een overheerlijke taart is.
Een van de leukste groepsnamen in tijden moet simpelweg die van Cocaine Piss zijn. Met een prettig gestoorde zangeres en een moorddadig knappe bassiste combineert deze band heel slim de punk- met de girl-powerattitude, een beetje zoals L7 en véél vroeger The Raincoats dat destijds met succes deden. Debuutplaat The Pool duurt welgeteld vijftien minuten en zo kan je ook het concert van de band samenvatten: kort maar ongemeen krachtig, met punk die meer rammelt dan wat een slordige twee dozijn kleuters met hun speelgoed bijeen ratelen. Amusant, dat wel. Muziek moet je immers niet altijd bekleden met loden ernst.
De haast dodelijke programmatie van vlak na elkaar spelende bands en het slechte geluid in de bunker die de Limburghal is, beginnen stilaan hun tol te eisen maar hey; een concert van het Britse Fischer Z gaat er altijd in als zoete koek. De band rond John Watts tekent met klassieke platen als Red Skies Over Paradise en loepzuivere singles als “So Long” en “Marliese” al bijna veertig jaar voor heerlijk melodieuze postpunk en komt ook al vier decennia enkele keren per jaar ten dans spelen in België. Wij onthouden vooral een doorleefde versie van “The Worker” en enkele songs uit het vorig jaar verschenen Building Bridges die zonder blozen fier tussen de klassiekers van vroeger mogen paraderen.
Het legendarische, op en top Belgische Red Zebra schudt ons vervolgens met een welgemikte uppercut van een punkconcert echt helemaal wakker. Met zijn strofes die meestal zo droog als gehakte tarwe klinken is het, elk nummer opnieuw, zwaar genieten van de weldadige noise-erupties in de refreinen. Het maakt dat je je als toeschouwer nooit in een muzikale wachtrij zet voor grootste hit “Can’t Live in a Living Room”. Nope, bij Red Zebra ga je als beetje muziekliefhebber loos in elke song, zeker als de band rond Peter Slabbynck live “Winning” van The Sound covert en fors werk speelt uit eigen klassieker Maquis. Meer van dit, we willen meer van dit.
Maar Sinner’s Day valt dit jaar niet voor één gat te vangen. Met de programmatie van John Cale, ooit lid van The Velvet Underground — zeg maar gerust de meest legendarische band ooit — doet de organisatie een gewaagde maar briljante zet. Cale, van oorsprong Brits maar in zijn tienerjaren op zijn dooie eentje naar New York verhuisd, brengt al sinds 1973 soloplaten uit die enorm variëren: van een klassieke suite op Words For The Dying tot singer-songwriterpop op Paris 1919. Met zo’n uitgebreid scala aan diverse muziek is Cale natuurlijk dé vreemde eend in de newwave- en punkbijt die Sinner’s Day hoofdzakelijk is. Dat zal dan ook al snel blijken.
Cale geeft namelijk geen duimbreed toe aan de verleiding om enkel op veilig te spelen en daalt met openingssong “Hedda Gabbler” vastberaden af in de duistere hellekrochten van dit Ondermaanse bestaan. Of de toeschouwer hem daarin kan volgen, zal Cale wellicht worst wezen. En toch. Genieten wij niet ten volle van de messcherpe gitaren, de intrigerende keyboards van Cale zelf en drums die zo strak staan als een nylondraad onder hoogspanning? En geldt dat ook niet voor “Half Past France”? Wanneer Cale dan ook nog eens zijn keyboards inwisselt voor een gitaar in “Helen Of Troy” en in die song een atypische, zelfs dissonante gitaarsolo neerpoot, weet je het zeker: hier is een artiest aan het werk die koppig zijn eigen ding doet, zie ook een ronduit huiveringwekkende versie van Velvet Undergrounds “Heroin”. Enkel evergreen en hekkensluiter “Waiting For The Man” kent een iets toegankelijkere versie. Moeilijk, eigenzinnig maar ronduit briljant concert.
Met Whispering Sons, winnaars van Humo’s Rock Rally 2016, staat er voorwaar een nieuwe band op het podium die grossiert in doemdonkere postpunk en in niets moet onderdoen voor hun illustere voorbeelden. Met de ogen dicht waan je je derhalve diep in de jaren tachtig, ergens op een totaal uit de hand lopend feestje. Met de ogen open kan je niet om de charismatische, androgyne verschijning van frontvrouw Fenne Kuppens heen. Straffe band, straffe songs, straffe debuutplaat.
Dat adjectief geldt nog meer bij MC50, de tribute band rond de originele MC5’er Wayne Kramer. MC5 vormde, precies 50 jaar geleden, met de adrenalinestoot Kick Out The Jams het rechtstreekse antwoord op The Stooges en staat aldus geboekstaafd als een van de authentieke uitvinders van de Amerikaanse punk. En jongens, hoe gaan die Kramer en de zijnen er in Genk tegenaan! MC50 is dan ook één langgerekte superband, met Billy Gould van Faith No More op bas, Kim Thayil van Soundgarden op gitaar, Brendan Canty van Fugazi en Marcus Durant van Zen Guerrilla aan de microfoon. Openers “Rambling Rose” en “Kick Out The Jams” zetten meteen de puntjes op de i: forse, snedige gitaren en Kramer die zich zichtbaar amuseert als was hij een kind in een speelgoedwinkel. Zeer, zeer goed concert.
Sinner’s Day 2018 bood een beresterke affiche, maar propte zijn programma veel te vol, als een kind dat zich op Sinterklaas een indigestie eet. Als je grotendeels mikt op een publiek van veertigers en vijftigers, moet je dat publiek ook verwennen met andere dingen dan enkel steengoede muziek. Of new wave en punk vandaag finaal nog relevant zijn? Absoluut wel; anders kan je meteen ook alle conservatoria, waar studenten zich uit de naad werken om klassieke muziek onder de knie te krijgen, dicht gooien. En als u ons nu wil excuseren, wij gaan een halve dag daadwerkelijk klassieke muziek beluisteren, kwestie van dit laattijdige marathonverslag te verteren.