Er zijn van die groepen wiens naam je wel eens oppikt ergens in één of ander tijdschrift dat nu eenmaal alles bespreekt, waarvan je denkt bij de recensie: “dat wordt nooit iets”. Groot is dan ook de nieuwsgierigheid als zo’n groepje met zijn zoveelste album plots wel iets deugdelijks schijnt afgeleverd te hebben. En soms is dat dan een ware openbaring.
Zo is het een beetje met Idlewild: we benaderden hun nieuwste The Remote Part met de grootste omzichtigheid, maar die bleek erg voorbarig. Met “You held the World in your Arms”, “American English” en “(I am) what I am not” bevat het album enkele knallers van nummers. Het is een grote stap weg van voorganger 100 broken Windows’ noisy aanpak en roept herinneringen op aan de wedergeboorten van de Manic Street Preachers na de verdwijning van Richie Edwards. Bij hen ging er nochtans geen groepslid vandoor, waaraan lag het dan?
Rody Woomble (zang): “Je bereikt een punt waarop je meer vertrouwen krijgt in wat je doet. Het was geen bewuste beslissing: we werden gewoon beter. Doordat we de ervaring van de vorige twee albums hadden, wisten we wat we moesten doen. En op één of andere manier slagen we er in om met The Remote Part meer mensen te bereiken.”
enola: Jullie trokken in 2001 naar de Verenigde Staten om er met Lenny Kaye (gitarist bij Patti Smith) te gaan repeteren. Werkte dat die ommekeer in de hand?</a />
Woomble: “Dat had er mee te maken. Lenny hield van onze muziek, zag ons enkele keren spelen, en dat betekende voor ons wel iets. Een week met hem te mogen doorbrengen en met hem te mogen praten, zijn mening over muziek te horen, veranderde onze visie op onszelf. Geen van de songs die we daar schreven staat echter op het album. We hebben een week met hem in de studio gespendeerd en kwamen dan terug naar Engeland om songs te schrijven voor het nieuwe album en te zien wat we konden doen.”
enola: En toen liep het even fout? Eerst gingen jullie met producer Stephen Street aan de slag, maar dat bleek niet te werken.
Woomble: “Het was niet zo moeilijk als het klinkt, maar in 2000 hadden we Europa platgetourd. In januari 2001 doken we al terug de studio in: we repeteerden nieuwe songs en namen er zeven van op. Goeie songs, maar eigenlijk waren we niet klaar om een album op te nemen en dus trokken we voor drie maanden naar Amerika waar de hele Lenny Kaye-episode plaatsvond. Toen we terugkwamen, wilden we er terug tegenaan.”
“Het was dus geen kwestie van maanden in een studio ons hoofd tegen de muur bonken en de ideeën af te wachten. We waren gewoon met het album begonnen voor we er rijp voor waren. Toen we in de zomer eindelijk aan de opnames begonnen waren we dat wel en begonnen we met een nieuwe lei. Daarom is maar één van de nummers uit de sessie met Stephen Street op het album belandt. De rest zijn b-kantjes geworden.”
enola: De nieuwe songs werden ook op akoestische gitaar gecreëerd. “It’s so much easier to write good melodies when you can hear what you’re doing”, zei gitarist Rod.
Woomble: “We realiseerden ons dat je gewoon mooie melodieën kunt maken met een akoestische gitaar en een stem. Daarna kun je ze gemakkelijk tot rocksongs ombouwen. Alle songs schreven we in een cottage in de highlands waar je niet echt luid kon gaan. Dus stripten we de songs, maar toen we begonnen met opnemen voegden we allerlei dingen toe. “You held the World in your Arms” startte zo als een folksong maar eindigde als een epische rocker. Dave Eringa, de producer, is gek van strijkers maar zelf hadden we ze nog nooit gebruikt, want vaak worden violen misbruikt om een middelmatig nummer episch te doen klinken. We wilden ons daar ver van houden. Dave overtuigde ons echter. En het klinkt goed.”
enola: Uit de sessie met Lenny Kaye hielden jullie maar één nummer over: American English.
Woomble: “Een langere versie van het nummer kwam toen tot stand, maar het verschilt veel van de definitieve versie. Lenny heeft die song voor een deel mee gecreëerd: hij suggereerde dingen, pushte ons. Toen we terug in Engeland waren hadden we geleerd om dat uit onszelf te doen. We waren veel geconcentreerder.”
enola: Jullie bedanken ook ex-dEUSlid Craig Ward. Wat is de band met hem?
Woomble: “We ontmoetten hem op een festival waar ook dEUS, waarvan we allen grote fans zijn, speelde. Toen ik achttien was, waren ze één van dé groepen: ik heb verschillende optredens van hen gezien. Aangezien Craig ook Schots is, begonnen we op dat festival te praten en we bleken een aantal dingen gemeen te hebben. En noch hij, noch wij hebben echt een attitude, dus we kwamen onmiddellijk overeen. Hij is een fantastische muzikant met soms verbluffende ideeën, vandaar dat we met hem wilden werken. Samen hebben we een aantal dingen op 4-track gedaan waarvan sommige op de plaat zijn beland. Erg veel is het niet want we vonden nooit echt de tijd om samen te komen.”
enola: “Support your local poet” is de t-shirttekst geworden waarmee jullie uitpakken. Hoezo?
Woomble: “Het is nogal tongue in cheeck eigenlijk: oude mensen zijn vaak gek van dichters, jongeren zijn into bands. En eigenlijk lachen we met onszelf: zeker in Amerika immers worden we niet alleen als een rockband beschouwd maar ook als dichters. Voor mij is een songtekst een songtekst en absoluut geen poëzie, al hebben sommigen die wel tot poëzie verheven: Bob Dylan, Patti Smith, en Morrissey bij momenten. Maar het zijn twee verschillende dingen: gedichten leven door de dichter, songteksten komen pas tot leven door de muziek.
enola: Dat zal wel, maar jullie werkten wel samen met de tweeëntachtigjarige Schotse Poet Laureate (Hofdichter) Edwin Morgan
Woomble: “Ik ben altijd al een grote liefhebber van zijn werk geweest, van toen ik jong was. Eigenlijk was dat iets persoonlijks. Ooit heb ik hem geschreven omdat hij in zijn werk over dingen spreekt die hem interesseren en dat probeer ik ook in mijn songs. Ergens in de briefwisseling die daaruit gegroeid is, schreef hij een gedicht dat alles waar we over hadden gepraat, samenvatte. Toen ben ik hem thuis gaan opzoeken en heb zijn stem opgenomen terwijl hij het gedicht reciteerde. Het één leidde tot het andere en net als toen we dingen met Craig Ward aan het proberen waren, probeerde ik het te gebruiken en het paste perfect bij het einde van de plaat. Het is een echt punt achter het album.”
enola: Is die Schotse nationale identiteit belangrijk voor jullie?
Woomble: “Neen. Daar lach ik zelfs mee, met dergelijk nationalisme. Trots zijn op waar je vandaan komt, is één ding, maar nationalisme is over the top. Naties en identiteit vind ik verwarrend: vooral als we in Amerika zijn, valt het voortdurend voor dat iedereen claimt dat zijn grootvader ergens wel Schots bloed door zijn aderen had stromen. Ze willen een band met iets dat cultureel geloofwaardiger is. Dat is vreemd voor mij, ik ben immers opgegroeid in Schotland.”
“We zijn wel een uitgesproken Schotse groep: we hebben een enorme aanhang in Schotland en in Engeland worden we als een Schotse groep gezien. Geen ontkennen aan ook, we zijn Schots, maar ik hou niet van het vlaggengedoe.”
enola: Vervullen jullie hiermee de belofte die jullie altijd al in jullie hadden? NME schreef over jullie album dat dit de wraak van de verguisde indie-muziek was.
Woomble: “Ik heb altijd gehouden van de muziek die we maakten, het voelde altijd erg natuurlijk aan. Op negentien jaar schreven we de beste songs die we toen konden maken. En dan maakten we een volgende plaat die beter aanvoelde. Voor ons voelt het dus niet aan alsof deze plaat nu eindelijk ons bestaan rechtvaardigt. Al onze albums rechtvaardigden ons bestaan op dat moment. Maar The Remote Part is duidelijk ons meest coherente album. Het vloeit samen, houdt een mood samen en is ook inhoudelijk een eenheid. Je kan het als een geheel beluisteren. Het is het meest afgewerkte album.”
enola: Je zei ook: dit album is puur populistisch. Niet direct iets wat we hier over een album zouden zeggen. Populisme associëren we hier met mensen als Pim Fortuyn en extreem-rechts.
Woomble: (verrast) “Dat bedoelde ik niet. Het wil gewoon zeggen dat het album niet selectief is. Het is niet op één welbepaalde groep gericht, maar op iedereen: het populus. Als we een puur noise-album maakten, zou dat enkel op de mensen gericht zijn die daarmee kunnen omgaan. Maar The Remote Part kan door iedereen gesmaakt worden. Het heeft iets voor iedereen.”