Wie folk zegt, zegt Laïs. Zo simpel is het dezer dagen. Niet alleen mochten de dames afgelopen zomer voor de tweede keer een podium in een klein Brabants dorpje betreden, ze hadden zelfs nog het lef het evenement om te dopen tot Folk Werchter. Het zijn harde tijden voor de rockliefhebbers.
Wie echter zelf voelde hoe de houten vloer van die Werchterse Pyramid Marquee een trampoline werd tijdens “Het Smidje” zal het probleemloos bevestigen: folk is hip. En dat is al enkele jaren zo, kijk maar naar het gestaag groeiende succes van het folkfestival in Dranouter. Veel, zoniet alle, redenen daarvoor zouden te vinden zijn bij drie Kalmthoutse meisjes die ooit samen begonnen te zingen rond een kampvuur in Gooik. Is het echt allemaal hun schuld?
Jorunn Bauweraerts (Laïs): “Uiterlijk gezien waren wij misschien wel een van de belangrijkste factoren, maar sowieso was er volgens mij al vraag naar. Folk bloeit uiteindelijk niet alleen in Vlaanderen of België, maar ook in Frankrijk en eigenlijk overal. Misschien hebben wij het folkwereldje vooral geopend: dankzij ons is het niet meer dat gesloten wereldje van baardige mannen. Wij zijn gewone jonge vrouwen die weliswaar met iets speciaal bezig zijn. De mensen zijn door het succes van Laïs wel bewust gemaakt van het bestaan van folk, wat vooraf toch een heel gesloten wereldje was. Stellen echter dat wij verantwoordelijk zijn voor die opbloei van folk is toch wel wat overdreven. Al merk je natuurlijk wel dat veel jongeren zich aan ons spiegelen, dat ze het voorbeeld krijgen dat het ook als folkmuzikant kan lukken. Al zijn wij dan geen pure folkgroep meer.”
enola: En dat nemen sommigen in het wereldje jullie ook wel kwalijk. Iemand als Herman Dewit (organisator van de Folkstages in Gooik) vroeg zich af of folk wel vermengd moest worden met andere invloeden, ten koste van de autenticiteit.
Jorunn: “Ik neem het Herman niet kwalijk dat hij het op zijn manier wil doen, maar als je drums gebruikt, denken folkliefhebbers snel dat je dat doet om een groter publiek te bereiken. Het enige wat ons echter interesseert, is muziek te maken die wij zelf mooi vinden. Echt waar. Dan kunnen wij er niets aan doen als dat commerciëlere muziek is dan die van de meeste folkgroepen, dat wij professioneler worden door meer te repeteren, met een betere installatie te werken, door iets met decor te doen… Het gebruiken van folkinvloeden verplicht je niet om in dat kleine wereldje te blijven. Wij, en vele mensen met ons, zijn eigenlijk blij dat het wereldje wat opener is geworden. In alle genres heb je puristen en die vinden dan maar dat wij commercieel zijn. Wij blijven eerlijk tegenover onszelf, we doen wat we zelf goed vinden en dat is toch het belangrijkste, denk ik.
“Ik denk dat dat ook het succes van Laïs verklaart: dat we honderd procent staan achter wat we doen. Er is niets fake, wij doen niets tegen onze zin. Dat was trouwens onze eerste eis toen wij tekenden bij Virgin, onze nieuwe platenfirma: dat wij muzikaal gezien beslissen wat er wel of niet gebeurt. Er is niemand die over ons iets te zeggen heeft.”
enola: Zeker niet zolang je succes blijft hebben, maar ben je niet bang dat dat gaat veranderen als de hype wat over zal zijn?
Jorunn: “Als het ooit stopt, dan stopt het. Maar neen: want het staat echt letterlijk in ons contract dat we vrij zijn, dus niemand kan ons verplichten. Je moet die folkhype trouwens relativeren. Het is niet zo dat er plots vijftig goed draaiende folkgroepen zijn, hé. Die zogenaamde boom bestaat uit misschien vijf à tien groepen. En ja, er zijn natuurlijk openingen: mensen raken meer geïnteresseerd. Eigenlijk ben ik er niet bang voor want zelfs als die heisa ophoudt, zal Laïs een genre op zich blijven met een eigen publiek.”
enola: Hoe verklaar je dan die internationale folkboom?
Jorunn: “Ik denk dat die opbloei heel logisch is: in de jaren zestig was folkmuziek al erg in trek, vooral dan de Indische en Afrikaanse. Wereldmuziek heette dat toen en dat is net dezelfde muziek als wij maken. Ik vind dat wij ook wereldmuziek maken. Door al die abstracte elektronische muziek, die ik ook kan waarderen, ontstaat bij de mensen een drang naar heel pure dingen. Eigenlijk is dat net hetzelfde gevoel als wat heerst bij die betogende antiglobalisten. Een bijkomend voordeel van folk is dan nog dat het met heel veel uiteenlopende muziekstijlen valt te combineren.”
enola: In hoeverre hebben jullie intern discussies over dat al dan niet authentiek blijven?
Jorunn: “Gelukkig voor ons denken we daar ongeveer hetzelfde over en zijn er dus weinig echt zware woordenwisselingen. Wat we echter wél belangrijk vinden, is dat, als er in een melodie bijvoorbeeld een dans zit, we dat dan ook behouden en het ritme niet gaan uitvlakken. Onze teksten zijn ook echt folk, maar er hoeft voor ons niet in elk nummer een draailier of een accordeon gebruikt te worden. Eigenlijk is Laïs een genre op zich geworden.”
enola: Toen er nog maar net over een tweede plaat werd gesproken, lieten jullie wel eens vallen dat jullie de muziek duchtig wilden doen evolueren. De naam van Afro Celt Soundsystem werd daarbij veelvuldig gedropt. Uiteindelijk bleek Dorothea toch in het verlengde van jullie debuut te liggen, als het er al geen doorslagje van was.
Jorunn: “Uiteindelijk hebben we daar bewust, en ook wel een beetje onbewust, voor gekozen. We staan open voor heel wat dingen — we gebruiken bijvoorbeeld wat samples op het tweede album —, maar het moet ook heel nauwgezet gebeuren. Het is ook heel gemakkelijk om ergens een beat onder te steken: als ik Afro Celt Soundsystem hoor denk ik soms ook wel eens: ‘Nou, dit kan wel wat soberder.’ Voor onze tweede cd, onze eerste met onze eigen begeleidingsgroep, was het belangrijk te bewijzen dat wij een eigen geluid hebben en pas nu we dat hebben, kunnen we dingen uitproberen. Nu, dat kan altijd gebeuren, daarvoor hangt veel af van de producer waarmee je samenwerkt. Maar het is waar dat we daar op Dorothea niet te ver in zijn gegaan.”
enola: Hoe belangrijk is jullie begeleidingsgroep in de ontwikkeling van dat eigen geluid? Welke rol speelt gitarist Fritz Sundermann?
Jorunn: “Wij nemen de definitieve beslissingen met zijn drieën, maar zo cru is het niet in de praktijk want we voelen elkaar wel aan. Fritz is heel boeiend omdat hij al in veel genres actief is geweest en veel stijlen aankan. Dat maakt het boeiend om te combineren. Daarbij steekt hij heel veel energie in de groep en zo iemand hadden wij nodig. Hij is ook echt fan van Laïs: tijdens de a capella-nummers blijft hij meestal naast het podium kijken. Nu ja, hij is natuurlijk ook mijn vriend.”
enola: Sommige fans van het eerste uur namen het jullie kwalijk dat jullie met muzikanten gingen werken. Hoe belangrijk zijn die a capella nummers nog voor jullie?
Jorunn: “Die blijven heel belangrijk. We vinden het heel fijn om zowel a capella te zingen als onder begeleiding. Uiteindelijk is altijd zonder muzikanten zingen ook vervelend en veel te vermoeiend voor de stem. Ik kan je verzekeren dat je geen drie of vier concerten per week kunt spelen als je alleen a capella zingt. We zingen echt wel graag zo; We komen net terug van een weekje China en daar zongen we, op drie nummers met Fritz na, ook zonder begeleiding. Puur vocaal zingen is fantastisch. Het is ook de basis: de meeste nummers steken we eerst a capella in elkaar en pas dan komen de muzikanten erbij. Anderzijds is het ook heel boeiend om met muzikanten samen te werken, een eigen stijl uit te bouwen. Als het goed gemixt is en het geluid goed is, komt de driestemmigheid nog meer tot zijn recht met muziek erbij.”
enola: Hoe was het onthaal in China?
Jorunn: “Er zijn toch wel wat Chinezen komen kijken. Dat zijn heel maffe mensen trouwens: die kwamen ons vooral bezichtigen zoals in een dierentuin. Het leek wel alsof ze nog nooit jonge blanke vrouwen hadden gezien. Het vreemde is dat ze hun emoties heel erg wegstoppen, maar niet op dat gebied. Ze stonden ons echt aan te gapen en giechelend met hun vinger te wijzen. Ten langen leste went dat echter wel. Een vreemd, maar heel boeiend volk.”
enola: Hoe kun je in godsnaam al zingend discussiëren, zoals jullie tijdens de opnames van Dorothea zouden gedaan hebben?
Jorunn: “Ach, dat zijn maar spelletjes (lacht). Dat zijn geen mooie harmonieën. Zingen is gewoon een spel, je kunt dat gebruiken. Er zijn in de studio trouwens veel grappige dingen gebeurd. Dat is nog het leukste aan Laïs: dat we zo’n hechte groep zijn. Ook met de muzikanten, de manager, de advocaat… Met iedereen er rond eigenlijk. Dat is fantastisch want uiteindelijk is het onze werkomgeving en zelfs nog meer dan dat.”