Hoewel het allemaal nogal meevalt met de onbesuisde woestheid die gesuggereerd wordt door de bandnaam, slaagt het Nederlandse trio Wild Man Conspiracy er goed in om de conventies te omzeilen. In vierde man Chris Cheek vonden ze bovendien een gast die de tactiek van de band genegen is: inventief zijn van binnenuit, zonder in te boeten aan toegankelijkheid.
Het kerntrio brengt meteen al een uiteenlopende waslijst aan invloeden samen, want Gerard Kleijn is naast een begenadigd jazztrompettist ook een muzikant die graag flirt met klassieke invloeden, terwijl drummer Joost Kesselaar al in de weer was met jazzkleppers uit de mainstream en meer experimentele uithoeken. Gitarist Guillermo Celano heeft Argentijnse roots (net als zijn kompaan Marcos Baggiani), maar is onlosmakelijk deel gaan uitmaken van de Amsterdamse scene, en dan vooral van de vrijere uithoek. Zo was hij onlangs ook nog te horen op een album met Baggiani en Joachim Badenhorst dat compositie en vrije improvisatie vernuftig combineerde.
Op Live At The Bimhuis, de opvolger van Knots (2014) en Short Stories (2016), blijft het koord wat strakker gespannen, met een reeks composities die niet zozeer uitblinken in hyperkinetische hoogstandjes of dreigende chaos (vooral de start van “The Adventures Of Evil Pancake And Friends” is de uitzondering op de regel), als wel verrassen met hun onvoorspelbaarheid, filmische teneur en soms merkwaardige klankkleuren. Tenorsaxofonist Cheek toont zich opnieuw een man met een markant aanpassingsvermogen. Hij was in het verleden niet enkel te horen bij zwaargewichten als Paul Motian, Lee Konitz en Charlie Haden, maar speelde ook met o.a. Jakob Bro en droeg bij aan een van de allerbeste releases van het Clean Feed-label: Deluxe van Chris Lightcap’s Bigmouth, waarop hij een naadloos front vormde met Tony Malaby en Andrew D’Angelo.
Deze keer vindt Cheek z’n plaats meteen naast Kleijn, zoals in het door hemzelf aangedragen “Strawberry Jam”, met een losjes stuwende Kesselaar en Celano, en de blazers die dat zomerse thema gul uit de doeken doen. Het wordt een rechtlijnig stukje heen-en-weer-soleren, maar dan wel met ingrijpende elektronische effecten op trompet en tenorsax. De toegankelijkheid en bruisende energie van een goeie popsong met de schwung en kleur van de jazz. Een ideale opener. Zo aanstekelijk wordt het daarna zelden nog, want het kwartet hangt vaker uit op soms ingetogen, filmisch terrein, waar geraakt wordt aan de jazzgeschiedenis, zonder er een feest van herkenning van te maken. Cheeks andere compositie, “Blues Cruise”, gaat van start met een rootsy twang en een saxsolo die diep in de traditie duikt, maar er blijft altijd een onvoorspelbaarheid in de lucht hangen.
Op zijn album met Baggiani en Celano zorgde Celano voor de meest filmische composities, en dat is hier niet anders. Zijn vier bijdrages bestrijken een behoorlijk breed gamma, van het dreigende gezwalp in het tussen Frisell en Ribot schuifelende “The Other”, waarin de band zowaar collectief aan het zingen slaat, tot de speels-absurde hints van “Victor” (“This tune isn’t about the Russian president, Victor Putin, because his name is Vladimir”) die gaandeweg een krachtige rock-vibe aannemen. “Parcelas Desiguales” balanceert met een bijna-etherische elegantie en bloeit beetje bij beetje open, met repetitieve passages en hoekige wendingen. Het kleurgebruik is het meest uitbundig in “The Adventures Of Evil Pancake And Friends”, waarin Kleijn en Cheek zich gretig bedienen van fluokleurige ingrepen.
Resten uiteindelijk nog de composities van Kleijn, met de Almodóvar-ode “Volver”, die vooral inzet op breed uitwaaiende en schimmige gitaartexturen, en “No More Tango”, dat het eerder bij een ingenieuze stapeling van trompetlagen zoekt dan bij broeierige passie, maar uiteindelijk dan toch omslaat in meer van die excentrieke scheurklanken. Even lijkt het alsof een baritonsax een dieselmotor verkracht. Doordat ze zo gedoseerd gebruikt worden, draait het echter nergens uit op een flauwe gimmick. Dat geldt ook voor het album, dat zonder flauwe toestanden een eigenzinnige en hedendaagse positie inneemt, jazz ontmantelt met invloeden uit rock-‘n-roll en deconstructie, en vooral een hechte focus blijft behouden. Dat is iets waarmee het kwartet zich onderscheidt van heel wat bands die het een stuk gemakzuchtiger aanpakken. Het levert hen misschien niet zo’n snel succes op, maar je bent hier tenminste even zoet mee. Goed spul!