Hoe kan men een groep als Kraftwerk of Telex een beetje eer bewijzen zonder te veel in belachelijke clichés te vervallen? Het Parijse Volt laat alvast één manier zien: de groep koos voor een trashy punkbenadering met weinig extra franjes, maar werd met die keuze wel tot in Detroit opgemerkt.
Dat een groep als Volt met zijn cocktail van punk, electro en freak dance bij In The Red mag aantreden, kan op het eerste gezicht een beetje vreemd lijken, maar Volt hoort perfect thuis in het rijtje recente releases van het label. De laatste tijd liet In The Red met platen van Sparks, Human Eye, Jay Reatard en The Intelligence — naast het gebruikelijke repertoire van garagerock — immers heel wat pittige pop op het alternatieve circuit los, en met Volt komt er gewoon een nieuw hoofdstuk bij.
Met "Chinese Bite" start Volt aanvankelijk een beetje funky, in de stijl van Belgische bands à la Evil Superstars, Millionaire en Mauro & The Grooms. Maar de groep heeft meer te bieden; zo roept het gekakel van zangeres Lili Z. bijvoorbeeld sterke herinneringen op aan de circusacts van Peaches en Vive La Fête. Maar Volt verkoopt minder show en laat het muzikale aspect een belangrijkere rol opeisen. Hier weerklinkt veeleer het buikgevoel van de underground.
Dat is zeker te horen in de titelsong "Volt!": ofschoon de teksten niet goed verstaanbaar zijn, heeft het nummer voor liefhebbers van het genre ongetwijfeld een hoog party-gehalte. In het in het Duits gezongen "Testbild" komt Volt duidelijk voor zijn roots uit, een hypernerveus melodietje tovert de song om tot een onvervalste portie Krafwerk op speed.
Dat ontembare karakter is Volt ten voeten uit. Wanneer zangeresje Lili Z. in alle hevigheid "Heute mach ich alles kaputt!" uitbraakt, krijgt men immers het soort muziek op zijn bord dat zowel een punkpubliek als de bezoekers van een smaakvolle discotheek kan bekoren. "Where Did Body Go?" is Engelstalig, maar blijkt voor de rest volledig uit hetzelfde hout te zijn gesneden.
Het is natuurlijk zo dat Volt in vergelijking met een hoop andere recente electropunkgroepjes iets minder instant catchy klinkt, maar dat is zowel een voordeel als een nadeel. Waar Peaches u met haar vieze praat na twintig luisterbeurten meer hoofdpijn dan erecties heeft bezorgd, en Danny Mommens met Vive La Fête na half zoveel luisterbeurten al lang als een ledernicht door de mand is gevallen, heeft Volt nog lang niet al zijn geheimen prijsgegeven.
"I Don’t Feel So Good" is overigens het perfecte nummer om het plaatje mee af te sluiten. De song start net als een typisch dEUS-nummer erg traag, bloeit vervolgens langzaam open en eindigt uiteindelijk in complete chaos. Het gaat hier echter niet om Belgische indierock, maar wel om Volts eigen lekkernijen. Een zeer positief eindoordeel ligt bijgevolg voor de hand.