Na enkele geestverruimende jaren vol walrussen, gele onderzeeërs en magische busreizen landden The Beatles in 1968 terug met beiden voeten op de grond. Op The Beatles, beter bekend als The White Album, toonde ’the fab four’ zich van hun meest diverse en originele kant. Nochtans waren de opnames allesbehalve een makkelijke bevalling.
De minimalistische, witte hoes van de hand van popartkunstenaar Peter Hamilton moet menig hippie vreemd hebben doen opkijken in het najaar van 1968. Kleuren waren overal en psychedelica vierde hoogtij. Maar het idealisme van de tegencultuur begon langzaamaan de eerste barstjes te vertonen: Martin Luther King werd vermoord, sommigen preekten het gebruik van geweld om tot een revolutie te komen en er trok een — soms gewelddadige — golf van studentenoproer over het westen. The summer of love leek, voor zover het al geen fata morgana was, voor eeuwig voorbij.
Ook voor The Beatles was het een woelige periode. Hun vaste manager en toeverlaat Brian Epstein was het voorgaande jaar gestorven, een meditatieretraite bij de Indische Maharishi was op een sisser uitgelopen en hun laatste film The Magical Mystery Tour kreeg allesbehalve positieve kritieken. Ook binnen de groep rommelde het. John Lennon had met Yoko Ono de vrouw van zijn leven gevonden en ze week geen seconde van zijn zijde, zelfs in de studio. Met ’die vreemde Japanse’ als vijfde wiel aan de wagen werd hun eigen teamverband stevig verstoord. Steeds meer opnames gebeurden individueel en The Beatles werden eerder vier solo-artiesten dan een echte groep. Zo is er op het emotionele "Julia" niemand anders te horen dan Lennon en op het bloedmooie "Blackbird" enkel Paul McCartney. Ruzies liepen soms hoog op en Ringo verliet zelfs eventjes de groep. Dat er bij de platenhoes vier aparte foto’s van de Beatles zaten in plaats van één groepsfoto was een onheilspellend teken aan de wand.
Ondanks alle kommer en kwel bleek het viertal muzikaal nog steeds op het toppunt van zijn kunnen. Bovendien kon George Harrison zich steeds beter meten met het schrijversduo Lennon/McCartney en zelfs Ringo Star waagde zich voor het eerst aan een eigen compositie. Het gros van de liedjes die op de dubbelaar belandden, werden op akoestische gitaar geschreven tijdens een retraite in de Indische bergen. "Julia", "Mothers Nature Son", "Dear Prudence" en "Blackbird" behielden de sobere aanpak en sloten zo volledig aan bij de opkomende trend om de psychedelische drukte ver achter je te laten. Denk maar aan Bob Dylan, The Byrds en later The Gratefull Dead die de elektrische gitaar even in de wilgen hingen om enkele countrygetinte platen te maken.
The Beatles wilden zich echter niet vastpinnen op één genre en de witte dubbelaar werd dan ook een echt lappendeken aan stijlen. Het oorverdovende, door gierende gitaren aangedreven "Helter skelter" is het antwoord van Paul McCartney aan het adres van degene die the Beatles maar een bende watjes vonden. Niet iedereen wist het nummer echter evengoed te verteren: de sekteleider Charles Manson hoorde er een aankondiging van de Apocalyps in, wat hem inspireerde tot een brutale moordpartij. Na de wilde roetsjbaanrit werd er gas teruggenomen in het langzaam open bloeiende "Long, Long, Long". Het radicale experiment werd echter ook niet geschuwd: de laatste plaatzijde bevatte met de geluidscollage "Revolution Nr.9" een van de meest bevreemdende en minst gewaardeerde Beatlesnummers ooit. Verbluffend hoe het gevolgd wordt door het door Ringo Star gezongen wiegeliedje "Good Night", dat Lennon schreef voor zijn zoontje. ’The Beatles goes Disney’, en dat vlak na een avant-gardistische geluidscollage.
Het viertal was bovendien niet vies van een streepje ironie en humor. Hoe kan je anders verklaren dat een pacifist als Lennon een in lust gedrenkt lied "Hapiness Is A Warm Gun" noemt. Bij het slepende, extreem suïcidale "Yer Blues" of de westernpastiche "Rocky Raccoon" vraag je je af of The Beatles er niet allemaal een loopje mee nemen. Zijn dit nu humoristische parodieën of goedbedoelde stijloefeningen? Om nog maar te zwijgen van de gekscheerderij van het fantastisch getitelde "Everybody Got’s Something To Hide Except For Me And My Monkey" en het huppelende "Wild Honey Pie". In "Glass Onion" weet John Lennon de gekken die de wildste verhalen verzonnen rond The Beatles nog wat meer op te jutten als hij verwijst naar de mythevorming rond hun vieren: "Well here’s another clue for you all, the walrus was Paul."
Een hapklare opvolger voor het in psychedelica gedrenkte Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band leverden The Beatles niet af. De reacties van de fans waren aanvankelijk dan ook verdeeld. Producer George Martin had liever een enkele elpee gezien, maar The Beatles hielden — god zij dank — hun been stijf. En de geschiedenis gaf hen meer dan gelijk.