Zeal
Records, 2012
Vorig jaar nog in het voorprogramma van Intergalactic Lovers,
dit jaar in dat van Isbells, én op CD in
een rek dicht bij u. Wij stellen voor: Renée met ‘Extending
Playground’, een product van eigen bodem dat in sneltempo aan
belangstelling wint.
De vraag die wij ons dan spontaan stellen, is dat
ook terecht? Singer-songwriting is hot, en het speelveld
is rijkelijk bedeeld met competente en minder competente spelers.
Vooral het vrouwelijke genre wordt hoe langer hoe sterker
vertegenwoordigd, en een knappe smoel is allang niet meer genoeg om
je te verzekeren van een plaats op het hoofdpodium.
Rustgevende glockenspielklanken die al snel in een
berceuse evolueren, verwelkomen ons in het dromerige universum waar
we de komende 40 minuten zullen vertoeven. Beelden van pas in hun
bedje gestoken baby’s, met zachtjes ronddraaiende plafonddecoratie,
flitsen spontaan voor onze gesloten ogen. Het ziet er naar uit dat
we zullen worden getrakteerd op een oase van peis en
vree.
En inderdaad, het duurt niet lang of een wel heel
erg relaxed sfeertje, dat ons erg hard aan gezellige bijeenkomsten
op veel te kleine studentenkoten doet denken, overweldigt onze
zintuigen. Verantwoordelijk voor de muzikale inkleuring zijn
voornamelijk een hoopje akoestische snaarinstrumenten (contrabas,
cello, gitaar), bijwijlen wat toetsengeweld (piano, Rhodes,…),
zachte percussie, hier en daar opgefleurd door het ritmische geluid
van het draaien aan peper- en zoutmolens en het raspen over een
tuinstoel (een gratis pint voor wie hem vindt!), en natuurlijk,
Renée herself on vocals.
Naar goede singer-songwriter traditie wordt die
laatst behoorlijk op de voorgrond geplaatst, en gezien het
bijzonder aangename timbre hoort u ons daar ook niet meteen over
klagen. Alleen muggenziften wij graag een ietsiepietsie over het
soms iets te opvallende Vlaamse accent (de nummers zijn
Engelstalig), dat ons bijwijlen een beetje uit onze anders erg
aangename droom ontwaakt.
Bij momenten dringen zich herinneringen aan pakweg
een Maria
Taylor op, die ene helft van het Amerikaanse duo Azure Ray, die
zich solo ook wel eens durft te wagen aan met suikerwater
besprenkelde, comfortabel in het gehoor liggende pop. Spijtig
genoeg deelt Renée met haar een ander minpuntje waar wij als
notoire kommaneukers graag over vallen, met name een
overgecompresseerde stem. Dan zegent de Natuur je met zulks een
geweldig paar stembanden, om er vervolgens meedogenloos al het
leven uit te persen tijdens de productie. Waarom toch? Laat die
stem leven, verdorie! Geef ze ruimte! Laat ze ademen, in plaats van
elke plosief om te toveren tot een hamerslag op een aambeeld!
Afgezien daarvan delen wij echter graag een pluim uit voor de zeer
aardige productie, zij het dat de drums bijwijlen “uit een doosje”
lijken te komen.
Vervolgens noteren wij dat wij erg graag wegdromen
op muziek, maar dat wij aanbeland bij nummer acht stilaan ook
daadwerkelijk een beetje in slaap dreigen te vallen, en dat kan
toch ook weer niet de bedoeling zijn. Tot en met nummer vijf ligt
het gemiddelde niveau aardig hoog, maar spijtig genoeg worden we
daarna getrakteerd op twee nummers die maar weinig vlees om het
lijf hebben. Wij hebben vernoemd ‘Elegant Elephant’ en ‘Ferdinand’,
beiden bezitters van een aardig hoog “on s’en
fout“-gehalte. De ervaring van opvolger ‘Hand On My Head’, dat
terug de goede richting uitgaat, wordt hierdoor een beetje
afgezwakt.
We merken vervolgens op dat we moeten wachten tot
we aanbeland zijn bij ‘Tik a Tak’ om eindelijk een nummer
voorgeschoteld te krijgen met een beetje spanning, een beetje
wrijving. Niet alleen moesten we hiervoor wachten tot we bij nummer
negen van de twaalf aanbeland waren, bovendien duurt het dan nog
maar 2 minuten ook! Wij willen meer van dat, verdorie!
Spijtig genoeg vindt het album na dit nummer nooit
meer de weg naar de eerdere kwaliteit terug, en de twee en een
halve nummers die het album afsluiten (het laatste is een
uitsmijtertje op glockenspiel) gaan gebukt onder een gebrek aan
variatie en inspiratie. Indien u vindt dat ik hiermee te hard van
leer trek, leg dan nog eens het monotone “Space Shuttle Sex” naast
het bijzonder geslaagde “Fish Kiss”, en trek alsnog dezelfde
conclusie dan mij.
Merken we tot slot nog op dat die overbodige
hidden track die wel vanaf een mp3 gemasterd lijkt, echt
niet meer had gehoefd. Het weet niets toe te voegen, en zorgt zelfs
een beetje voor een valse noot als einde, daar het contrast met het
voorts mooi geopend, doorlopen en weer afgesloten geheel dusdanig
groot is, dat we er een beetje van onze melk door gebracht worden.
Ja, wij zijn heel gevoelig.
Al bij al dus zeker geen slecht album, maar ook
niets dat we nog niet ettelijke malen eerder hebben gehoord; soms
ook beter. De eerste helft is beduidend sterker dan de tweede, die
er niet in slaagt om de zorgvuldig opgebouwde sfeer vast te houden,
maar bijwijlen gedeconcentreerd en half verveeld wat naar de
zijkant staat te fluiten. Overigens had deze kat gerust wat meer
haar klauwen mogen laten zien.