Aangezien we op deze vrijdagmorgen reeds onmenselijk vroeg uit onze tent gestoomd worden door de in deze regionen veel te enthousiaste ochtendzon, kunnen we meteen aanzetten richting weide en daar – in plaats van het obligate spek met eieren – een vroeg, licht verteerbaar optreden meepikken.
De verrukkelijke vijftien van Pukkelpop:
|
Wie meer Pukkelverslag wil, klikt voor de langere verslagen van de vijftien beste concerten hieronder. |
Perfect daarvoor is The Me In You — een van de Belgische revelaties dit jaar — dat de dag gezapig inzet in de Wablief?!-tent. Het uur van de dag doet hun muziek echter geen eer aan: hun weemoedige songs zouden beter gedijen tijdens zonsondergang, terwijl men zijn hoofd laat rusten op de schouders van dat pas opgescharrelde festivallief. Dit moment telt, of de romance blijft duren is een vraag die The Me In You op muziek zet. De tent loopt aardig vol, en terecht: de vijfkoppige band speelt onberispelijk een uitstekende set met pareltjes als “Sober”, “Low Battery” en “Girl In Armour”, dat het eerste kippenvel van de dag opwekt. Hun nummers waaieren mooi uit, maar nooit te breed. Parelende pop als “All Day Long” bewijst bovendien dat ze geen one trick pony zijn. De schoonheid van op plaat wordt live nog wat scherper en snijdt daardoor dieper. Amper zes nummers lang: een set die aanvoelt als een dagdroom. Hier zijn zieltjes gewonnen vandaag, een ontzaglijk veelvoud daarvan ligt de komende jaren hopelijk in het verschiet.
Fidlar staat voor “Fuck it Dog, Life’s a Risk”, in het skatemilieu een beroemde uitspraak, en zijn nummers gaan over goedkoop bier, cocaïne en LSD. Zelfs de afwezigen kunnen raden dat het gaat om dronken plezierpunk (surfpunk in het jargon). Wat ze niet weten is dat deze surferboys niet alleen in naar bier en zweet stinkende holen in de Bay Area tot hun recht komen, maar ook op een groot festival; mits een portie alcohol en verschroeiende temperaturen natuurlijk. Elk nummer (luister maar eens naar “No Waves”) heeft wel een plezier riedeltje waardoor je al pogoënd een pint in de lucht zou kunnen hijsen. Uitzinnige taferelen krijgen we nog niet te zien. Toch was dit Fidlar een aangename kennismaking voor het dat mee knikt en kan lachen met de grappen van zanger-gitarist Zac Carper.
Hé, laten we eens iets moeilijks zien, nog goed en wel voor het ontbijt! Nu ja, na Björk gisteren is niets nog moeilijk, maar Breton maakt er een sport van om een beetje recensent toch te doen haarkrabben dat het een lieve lust is. Je voelt immers de belofte die achter hun debuut Other People’s Problems schuilgaat, maar al te vaak is het een geval van net niet. In Castello is dat vandaag niet anders, al begint het nog veelbelovend met een vette groove, en vervolgens de haperende loop van “Pacemaker”. Dan hoor je hoe de jongens een boeiende mix van hiphop, dance en rock in de vingers hebben zitten. Ook “Edward the Confessor” heeft het vuil van de straat onder de nagels, en doet met zijn hortende breakbeat en repetitieve toetsen denken aan een meer melodieuze en dansbare Death Grips. Maar dan verliest de band zijn momentum, gaat de drumbeat meer rechtdoor en wordt het al snel banaler., Een paar nummers later horen we zelfs iets dat we in ons notaboekje omschrijven als “Kasabian light”, en dat kan de bedoeling niet zijn. We horen iets in Breton, maar het komt er nog niet helemaal uit. Hopelijk verandert dat op een volgende plaat.
In de categorie “veelbelovend” treffen we vervolgens Vondelpark aan in Castello. De jonge Britse laptopartiest — op het podium geflankeerd door een drummer, een toetsenist en een bassist — bracht zijn eerste nummers uit op het Gentse label R&S. Dat is duidelijk niet toevallig de thuisbasis van James Blake, waar Vondelpark duidelijk inspiratie haalde, al wordt de combinatie van melancholieke elektronica, weemoedige zang en live-instrumentatie wel goed gebracht. Respect ook voor de cover van 50 Cents “21 Questions”. In oktober volgt een eerste album. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd.
Cancer Bats is de band waar wij, als parttime liefhebbers van steviger gitaargeweld, op zaten te wachten. Als een hardcore punkband van begin tot einde onthaald wordt door gevaarlijke moshende kereltjes, die elkaar molenwiekend de tanden willen uitstampen, is hij ferm goed bezig. Ook live haalt de Canadese band uit met de punch van hardcore, laadt hij zijn nummers met de zware groove van Pantera en rockt hij als een punkband de pannen van het dak. Voor zo’n agressieve band is de schuimbekkende Liam Cormier de geknipte frontman. Nummers als “Hail Destroyer” (bij dit nummer passen honderden uitroeptekens) en “R.A.T.S.” (“There’s a special place in hell for people like you!”, anyone?) vult hij met alle haat en geweld uit de wereld. De blauwe plekken nemen ook wij er maar al te graag bij.
Terug in de Wablief?! treffen we Customs, altijd goed voor wat donkerbruine, zweetdoordrenkte new wave. De zon is al weg en toch voldoet de tent aan beide vereisten –- wie sluit er dat ding nu ook af bij vijfendertig graden, onnozelaars! Wij zouden het zanger Kristof Uittebroek niet kwalijk hebben genomen als hij zijn naam eer had aangedaan bij deze temperatuur, maar neen: strak in het pak als altijd brengen de vier een meer dan te pruimen set. Alle hits — en dat zijn er verbazend veel voor een Belgisch bandje met slechts twee platen in de pocket — passeren de revue; er wordt verwoed meegezongen en gedanst, ondanks de hitte. Wij zagen hen enkele dagen voordien op een lokaal festival en we kunnen met de hand op het hart zeggen dat ze in Hasselt véél beter op hun poten staan. De geest van Ian Curtis zweeft ergens in hogere — en hopelijk koelere — luchtlagen.
Als we — ruimschoots na middernacht — onze tweede festivaldag afsluiten, heeft de hitte nog niets aan kracht ingeboet. Desondanks kruipen we braaf in de slaapzak — beelden van gebalsemde mummies bieden zich ongewild aan — en bereiden ons alvast voor op morgen. Meer volk, nog warmer, een line-up om U tegen te zeggen: geen haar op ons hoofd dat eraan denkt om nu op te geven. Tot morgen.