Hewick
Brussel)
Factory Records uit Manchester spreekt ruim
zestien jaar na de roemloze ondergang nog steeds tot de
verbeelding. Peter Hook, die als bassist Joy
Division en New Order de rise and fall van het label van
dichtbij meemaakte, zakt binnenkort af naar de Ancienne Belgique.
Samen met Section 25, in de eerste helft van de jaren ’80
labelgenoten én protégés van eerder genoemde bands, is hij bezig
aan een korte tournee die op 7 november halt houdt in de
ABBox. Samen zullen zij een selectie brengen van bekende
(en minder bekende) songs uit de verzamelde werken van Joy
Division, New Order, Monaco en Section 25.
Ook het voorprogramma mag er zijn. De avond begint met een
vertoning van de schitterende ‘Joy Division’-documentaire van
regisseur Grant Gee. Daarna mag singer-songwriter Kevin
Hewick (op een blauwe maandag heel even Factory-artiest)
het publiek opwarmen in afwachting van de hoofdact. Ook na Section
25 & Peter Hook hoeven we nog niet naar huis, want er volgt nog
een after party met dj-sets van GORE en Hook
himself.
De kiemen voor dit concert werden in mei 2006 gezaaid, toen het
heropgerichte Section 25 haar nieuwe songs kwam voorstellen in de
Witloofbar van de Botanique. Het optreden zelf mag
dan al onopgemerkt voorbij zijn gegaan aan de mainstream
rockpers, die avond rees het idee om in de nabije toekomst nog eens
‘iets’ te doen met enkele bands die deel uitmaakten van de eerste
Factory-lichting. Dat ‘iets’ kwam er op 15 december van vorig jaar,
met ‘A Factory Night (Once Again)‘.
De locatie voor dit evenement – La Raffinerie in de
Manchesterstraat in Sint-Jans-Molenbeek – was niet toevallig
gekozen. Deze gewezen suikerraffinaderij, in de jaren ’70 omgebouwd
tot het kunstencentrum Plan K, was een kwarteeuw
geleden al het decor voor optredens van Echo and the Bunnymen,
Teardrop Explodes, The Human League, The Slits en The Pop Group.
Toch was het vooral met de Factory-kliek in het algemeen en met Joy
Division in het bijzonder dat er een band ontstond. Niet alleen
speelde Joy Division er op 16 oktober 1979 haar
eerste buitenlandse concert, het was ook (samen met Cabaret
Voltaire) de eerste rockband die optrad in Plan K. Bovendien zouden
Michel Duval en Annik Honoré, verantwoordelijk voor de concerten,
later Factory Benelux gaan leiden, het zusterlabel
waar het label de in eigen land minder goed verkopende acts
parkeerde.
‘A Factory Night (Once Again)’ werd een succes. Niet alleen de
optredens van Kevin Hewick, Crispy Ambulance en het Brusselse The
Names vielen in de smaak bij de om en bij de 1400 aanwezigen. Ook
de interessante tentoonstellingen (foto’s, platenhoezen en andere
memorabilia) en de doorlopende vertoning van de sobere (maar
uiterst boeiende) documentaire ‘Shadowplayers’ van James Nice
riepen de sfeer op van ‘de grote dagen’.
Hét hoogtepunt van de avond kwam er tijdens het optreden van
Section 25, toen Peter Hook (die avond geprogrammeerd als dj) het
podium besteeg en de band kwam versterken bij hun versie van de
vroege New Order-classic ‘Temptation’. Een moment dat smaakte naar
meer, met andere woorden, en dat wordt aanstaande vrijdag
geserveerd in de ABBox.
Ook al wordt Factory Records vandaag nog steeds in één adem genoemd
met Manchester, gek genoeg is niet één van de artiesten die zullen
aantreden afkomstig uit de stad zelf. Hook is geboren en getogen in
Salford, de stad die van Manchester wordt gescheiden door de rivier
de Irwell. Section 25 is afkomstig uit Poulton-le-Fylde (in de
buurt van de Noord-Engelse badplaats Blackpool) en Kevin Hewick
komt uit Leicester, in de Midlands. Wat ze behalve een
Factory-verleden nog met elkaar gemeen hebben, is het feit dat ze
tijdens hun carrière kregen af te rekenen met de vroegtijdige dood
van een muzikale partner.
Peter Hook hoeven we u allicht niet voor te
stellen. Samen met zijn gewezen schoolmakker Bernard Sumner richt
hij in de zomer van 1976 een band op, na het bijwonen van een Sex
Pistols-optreden in de Lesser Free Trade Hall in Manchester. Hun
groep heet eerst Stiff Kittens, wordt nog vóór het eerste concert
omgedoopt tot Warsaw en zal uiteindelijk als Joy Division de
geschiedenis ingaan als één van de belangrijkste bands uit de
postpunkperiode.
Na de vroegtijdige dood van frontman Ian Curtis gaan Hook, Sumner
en drummer Stephen Morris, aangevuld met Morris’ vriendin Gillian
Gilbert, verder als New Order. De groep zal er als één van de
eerste (en lange tijd één van de weinige) acts in slagen dance-,
elektronica- en rockelementen met elkaar te vermengen, en hun
melange te laten klinken alsof deze genres voor elkaar gemaakt
zijn.
Eén van de opvallendste kenmerken van hun groepssound is de
melodieuze bas van Hook, die bij momenten de rol van leadgitarist
lijkt te vervullen in de band. Ondanks de successen is het niet
altijd peis en vree tussen de groepsleden; vooral tussen Hook en
Sumner botst het wel eens. Vanaf het eind van de jaren ’80 gaat de
groep dan ook geregeld uit elkaar, om enkele jaren weer uit te
pakken met een nieuwe plaat en een nieuwe tournee.
Hook probeert die leemtes op te vullen met de bands Revenge en
Monaco, maar die evenaren nooit het succes van Electronic, de band
van Sumner en ex-Smith Johnny Marr. Sinds 2002 is hij vooral actief
als dj en speelt hij samen met Andy Rourke en Mani, de ex-bassisten
van The Smiths en The Stone Roses, in de groep Freebass. Hook heeft
ook een boek geschreven over zijn verleden als mede-eigenaar van de
Haçienda, de club die tijdens de hoogdagen van de Madchesterrage
heel even het middelpunt was van de muziekwereld. The
Haçienda. How Not to Run a Club zou dit najaar moeten
verschijnen.
Einselgänger Kevin Hewick omschrijft
zichzelf wel eens als een soort Syd Barrett, maar dan in een
offday. In het beste geval kan hij in de jaren ’80 rekenen op de
sympathie van een handvol journalisten. Het overgrote deel van het
persgild – net als het grote publiek overigens – laat hem links
liggen of maakt er een sport van de singer-songwriter te
ridiculiseren. Tegenwoordig valt hem een veel warmer onthaal te
beurt wanneer hij ergens zijn opwachting maakt, iets wat Hewick
duidelijk deugd doet. Misschien is de wereld eindelijk klaar voor
deze lower-than-low profile artiest.
De bal gaat voor Hewick aan het rollen wanneer één van zijn demo’s
in de smaak blijkt te vallen van Alan Erasmus, de rechterhand van
Factory-baas Tony Wilson. Grootse plannen zijn er echter niet
meteen met Hewick, want de meeste aandacht gaat op dat moment nog
steeds uit naar de carrières van Joy Division, A Certain Ratio en
The Durutti Column.
Nauwelijks een maand na de dood van Ian Curtis krijgt Hewick de
twijfelachtige eer om als eerste met de overgebleven leden van Joy
Division en met huisproducer Martin Hannett de studio in te duiken.
Meteen wordt het ‘nieuws’ de wereld ingestuurd dat hij door Wilson
zou zijn gepusht om Curtis’ plaats in te nemen. Een kwakkel, zo
blijkt al gauw, net als de even loze geruchten dat niet Hewick maar
Andy Hempstall van Crispy Ambulance de nieuwe JD-zanger zal worden
of dat gitarist Bernard Sumner de rangen van Section 25 zou gaan
versterken.
Het enige nummer dat in de Graveyard Studios wordt voltooid is
“Haystack” (met de onsterfelijke openingszin She kicked off her
stilettos and we fell into the haystack), dat later op de
cassette ‘With Love From Brussels’ (Factory Benelux) zal belanden.
In 1981 neemt Hewick met A Certain Ratio-percussionist Donald
Johnson (en onder het wakende oog van Wilson) nog een heuse single
op (‘Ophelia’s Drinking Song’), maar kort daarop bekoelen de
relaties met Factory echter.
Hewick kan er niet om lachen dat Wilson voor een
Factory-verzamelaar een liveopname heeft gebruikt, waarop de
Leicesterse versie van Syd Barrett in de clinch gaat met een
ongeduldig en vijandig publiek. Hij stapt over naar het Londense
label Cherry Red, waarvoor hij in 1983 ‘Such Hunger For Love’
opneemt, een elpee met een zogeheten ‘spirituele’ kant en een
‘seksuele kant’. Achteraf bekeken mag het een wonder dat de plaat
er hoe dan ook komt, want Hewick is in die periode – naar eigen
zeggen en zacht uitgedrukt – serieus het noorden kwijt.
In datzelfde jaar neemt hij met Adrian Borland (en andere leden van
diens groep The Sound) de ep ‘This Cover Keeps Reality Unreal’ op.
De twee blijven bevriend met elkaar tot aan Borlands dood, en ook
vandaag nog speelt Hewick als eerbetoon geregeld een nummer van The
Sound tijdens zijn optredens. Omdat zijn platen voor geen meter
verkopen, wordt hij in 1984 ook door Cherry Red aan de kant
geschoven. Hewick zelf is de negatieve kritieken die hem steevast
te beurt vallen beu en laat vijf jaar lang niks van zich
horen.
Pas in 1989 schiet hij weer in actie: hij treedt weer op, speelt
mee op platen van bevriende muzikanten, organiseert concerten,
schrijft recensies voor verschillende media en wordt zelfs manager
van een band. De tiende verjaardag van zijn comeback wordt gevierd
met de cd ‘Helpline’, maar ook in de 21ste eeuw zit
Hewick niet stil. Zo werkt hij mee aan de musical ‘School of Hard
Rocks’ (waaruit hij de cd ‘Keep Your Flipped Wigs On’ distilleert)
en is hij actief in (gelegenheids)bands als The Soar Valley
Wayfarers, The Kevin Hewick Sexperience en No Junk Promise.
Net als Kevin Hewick heeft ook Section 25 lange
tijd moeten opboksen tegen een niet altijd even begripvolle of
gunstige pers. Eerst wordt de groep bestempeld als meelopers, die
vooral een graantje willen meepikken van de eerste successen van
Joy Division en A Certain Ratio. Een paar jaar later, wanneer de
band begint te experimenteren met synthesizers, sequencers en
drumcomputers, krijgt Section 25 de critici wél op haar hand. Met
‘Looking From a Hilltop’ wordt zelfs een hit gescoord in de
Amerikaanse undergrounddiscotheken. Voor een grote doorbraak is het
dan al te laat. Eén van de meest ondergewaardeerde bands van haar
generatie, heet dat dan.
Section 25 wordt in 1978 opgericht door de broers Larry en Vin
Cassidy (respectievelijk zang/bas en drums) en gitarist Phil
Denton. Echt componeren zit er aanvankelijk nog niet in. Het trio
experimenteert en improviseert er graag op los, maar omdat deze
werkwijze niet bepaald naar de zin is van Denton is, verlaat deze
nog vóór het eerste optreden de groep. Wanneer oude schoolmaat Paul
Wiggin zich bij de broers aansluit, is de eerste bezetting een
feit.
Een eerste mijlpaal in de groepsgeschiedenis is het optreden in de
Factory Club, in april 1979. Ian Curtis en Joy Division-manager Rob
Gretton zijn zodanig onder de indruk dat ze besluiten de groep
onder hun hoede te nemen. Ze producen debuutsingle ‘Girls Don’t
Count’ (die pas in de zomer van ’80 zal verschijnen) en laten
Section 25 geregeld opdraven in het voorprogramma van Joy Division
en A Certain Ratio. Toch is de hulp van Gretton en Curtis niet
helemaal een zegen. De pers schildert de groep als een flauw
afkooksel van Joy Division en A Certain Ratio: de sound is er, maar
waar zijn de songs?
In maart beginnen de ‘grote broers’ aan de opnames van ‘Closer’,
hun tweede elpee. Met de lichamelijke én geestelijke gezondheid van
Ian Curtis gaat het op dat ogenblik steil bergaf, al ziet niet
iedereen bij Factory daar helemaal de ernst van in. Wanneer de
groep op 8 april in Bury optreedt, voelt Curtis zich zo beroerd dat
hij maar enkele nummers zingt. Voor de rest van de set laat hij
zich tot groot ongenoegen van het publiek vervangen door andere
zangers, zoals Larry Cassidy van Section 25.
Terwijl Joy Division afstevent op een drama, mag Section 25 het
label vertegenwoordigen op een eerste Factory Night in Londen. Nog
diezelfde maand treedt het trio voor het eerst op in het
buitenland… in Plan K. In de zomer verschijnt eindelijk ‘Girls
Don’t Count’, maar de single kan – net als de optredens – op niet
al te veel bijval rekenen in de pers. In deze periode werkt de band
ook voor het eerst samen met producer Hannett, met wie begin ’81 de
debuutelpee ‘Always Now’ wordt ingeblikt.
Door de verwantschap met Joy Division én het feit dat Hannett
achter de knoppen zit, is het niet verwonderlijk dat de plaat qua
sound doet denken aan ‘Unknown Pleasures’ en ‘Closer’. Het grote
verschil is echter dat de songstructuren veel losser zijn en dat de
nadruk veeleer ligt op de sfeer dan op afgeronde liedjes. Hoewel de
groep nog steeds wordt afgedaan als een verwaterde uitgave van Joy
Division, is de eerste persing wel meteen uitverkocht. Maar goed
ook, want de plaat steekt in een peperdure hoes en het zal nog een
tijdje duren voor ‘Always Now’ de band een cent oplevert.
Na de opnames keert de groep terug naar haar repetitiehok. Section
25 grijpt terug naar het recept van de begindagen: jammen en
improviseren. Uit de tapes zal later, na het nodige knip- en
plakwerk, de lp ‘Key of Dreams’ worden gepuurd. Wanneer ze even
later met New Order mogen toeren in Scandinavië en de Verenigde
Staten, haakt de met vliegangst behepte gitarist Wiggins
noodgedwongen af. Section 25 laat zich live voortaan begeleiden
door een tape en neemt met Lee Shallcross een extra percussionist
in dienst.
Door deze nieuwe bezetting, maar ook omdat ze het doom &
gloom-geluid beu zijn, wil de band het over een andere boeg
gooien. Onder impuls van Bernard Sumner van New Order investeert
Section 25 in synthesizers en keyboards. De mensen om die
instrumenten te bedienen worden dicht bij huis gevonden: Larry’s
echtgenote Jenny Ross komt de rangen versterken als toetseniste,
zangeres en songschrijfster, gevolgd door zus Angela Cassidy.
Met Sumner als producer neemt Section 25 haar derde plaat op. ‘From
the Hip’ (’83) klinkt minder donker en vooral erg dansbaar in
vergelijking met haar voorgangers. Niettemin blijft het
repetitieve, bezwerende karakter van de songs intact. De
opvallendste track is ‘Looking From a Hilltop’, een nummer dat
dankzij de remixes van Sumner en Donald Johnson zelfs een hit wordt
in de acid house clubs in de Verenigde Staten.
Maar een doorbraak komt er ook nu niet en dat wijt de groep aan de
laisser faire, laisser passer-mentaliteit bij Factory.
Tevergeefs wordt op zoek gegaan naar een andere platenmaatschappij,
maar niemand hapt toe. Vin Cassidy is de eerste die besluit het
onzekere muzikantenbestaan op te geven en stapt eind 1985 uit de
groep. Niet veel later haken ook Lee Shallcross en Angela Cassidy
af.
Larry Cassidy en Jenny Ross zien wel nog een toekomst voor Section
25 en nemen in 1986 de plaat ‘Love & Hate (In the English
Countryside)’ op. Door een samenloop van omstandigheden verschijnt
die pas twee jaar later. Zonder al te veel promotie, want bij
Factory is men dan volop bezig met het lanceren van een zootje
ongeregeld dat luistert naar de naam Happy Mondays. Op de fans na
ligt dan ook niemand wakker van ‘Love & Hate’. Jammer, want het
is met voorsprong de meest toegankelijke plaat die de groep tot dan
maakte.
In de herfst van 2000 blazen Larry en Vin de groep nieuw leven in.
Samen met nieuwkomers Roger Wikeley (bas, electronica) en Ian
Butterworth (gitaar) wordt er gewerkt aan nieuw materiaal. Jenny
Ross is er om privéredenen eerst niet bij, even later doet ze wel
weer mee. Er is zelfs sprake van een nieuwe plaat, maar wanneer
Ross in november 2004 overlijdt aan kanker worden de opnames
stopgezet.
Section 25 zet echter door en de nieuwe plaat komt er, in 2007.
‘Part-Primitiv’ is een atypische – want erg gevarieerde – Section
25-plaat met (punk)rock-, postpunk- en (radiovriendelijke)
popsongs, al dan niet vermengd met een scheut elektronica. Ross is
nog te horen op twee tracks, in de andere nummers haalt Cassidy
herinneringen op, neemt hij afscheid en probeert hij het verlies
een plaats te geven.
Ook al is hij erg rechtuit en direct in zijn teksten; nergens
verzanden de songs in pathos of melodrama. Wel integendeel: op
‘Part-Primitiv’ klinkt Section 25 niet alleen organischer, maar ook
vitaler dan ooit.
In het voorjaar van 2008 verschijnt de verzamel-cd ‘Dirty Disco’ en
krijgen de plannen voor een minitournee met Peter Hook vaste vorm.
Behalve ons land krijgen ook Nederland, Frankrijk en Duitsland de
toer op bezoek. Wie er alvast niet meer bij zal zijn is Roger
Wikeley, die in september de groep heeft verlaten. Zijn plaats
wordt ingenomen door Steve Stringer, terwijl Stuart Hill zich
bedient van de computers en de elektronica.