Na enkele jaren onbeschikbaarheid worden Manu Chao’s soloplaten opnieuw uitgebracht. Opmerkelijkste onderdeel van die campagne: ook het tot nog toe obscure Siberie M’Etait Contéee wordt nu breed beschikbaar. Maar goed ook, want ’s mans Parijse album behoort misschien wel tot het fijnste werk dat hij al aan plaat toevertrouwde.
Dat die derde plaat lang moeilijk vindbaar was, kwam natuurlijk door de manier waarop het werd uitgebracht. Siberie M’Etait Contéee was immers nooit bedoeld als volwaardige plaat, maar groeide uit een samenwerking met striptekenaar Wozniak, en verscheen dus als boek met cd’tje bij. Een eerste versie van 48 pagina’s en 6 songs sneeuwbalde tot een kloek boek van 148 pagina’s en 23 songs. Toch een stevige brok dus, en dat volledig in de taal van Ferré en Aznavour.
Dit is dan ook de plaat waarop de Spaans-Baskische Fransman zich opnieuw verzoent met zijn roots. “Als puber vond ik liedjes in het Frans belachelijk. Dat was muziek van mijn grootvader en ik schreef nooit ofte nooit in die taal. Frans was het ergste van het ergste. Belegen zever”, lees je in de biografie Clandestino die vorig jaar verscheen. Maar uiteindelijk kwam dan toch het moment dat Chao inzag dat chansonniers als Jacques Brel op hun manier ook rock-‘n-roll waren. Het resultaat was een ode aan zijn ouderlijk Parijs.
Dat Sibérie uit de titel is immers ook maar gewoon een verbastering van die stadsnaam: “Bérie” van Paris, Si van “als”. En die ondertitel “A tous les pêcheurs du fleuve amour” is ook meer woordspel dan letterlijk te nemen. Geen uitgestrekte Russische wildernis voor Chao, maar de charme van de Franse hoofdstad, in een plaat die stikt van de verwijzingen naar diens vitale jaren twintig met zijn cabaret en zijn dada, die uit de woede om de slachtingen van de Eerste Wereldoorlog was ontstaan.
Chao zag parallellen met de jaren tachtig waarin hij samen met vrienden en familieleden Mano Negra — nog steeds de grootste rockband die Frankrijk ooit gekend heeft — oprichtte, in een scene die bulkte van het leven, waarin punk, straattheater en anarchistisch circus één stomende potpourri vormden. De kleine zanger neemt in “Helno Est Mort” dan ook even de tijd om een gevallen held van die tijd te eren: de frontman van Les Négresses Vertes, een zielsverwante groep, die in 1993 aan een overdosis heroïne overleed.
Daarvoor gebruikt “De Sprinkhaan” een flard “Au Clair de La Lune”, want ondanks het ingetogen karakter van Siberie M’Etait Contéee is aan de werkwijze niet veel veranderd. Chao schrijft kleine gitaarlijntjes die terugkomen, repetitief werken, maar meer song vormen dan op voorgaand werk. De salsa en de punk staan even op stal. Deze plaat ademt chanson uit, al kan een lichte huppeling toch nog steeds niet onderdrukt worden, zo bewijst “Petit Blonde De Bld Brune” of “La Valse A Sale Temps”. “100.000 Remords” noopt zelfs tot neuriën met een aardig popmelodietje.
Dit is geen plaat die je voor de schaarse individuele songs die er uitspringen beluistert. Siberie M’Etait Contéee is een plaat die nadrukkelijk vloeit, als een trip die je meeneemt van de ene stopplaats naar de andere. Een aangename luisterervaring, maar ze wordt net dat tikje te lang gerekt. In het laatste derde is de inspiratie wat zoek en kabbelt de plaat wat aan. Dat is een beetje jammerlijk, maar na zestien nummers is het dan ook al best wel goed geweest. Siberie M’Etait Contéee is sowieso meer dan zomaar iets voor Manu Chaocompletisten. Elke liefhebber van chanson of het werk van Clandestino moet minstens één keer langs deze plaat passeren.