Velen onder ons zal misschien een déjà vu-gevoel overvallen hebben toen ze de aankondiging van nog maar eens een grote retrospectieve over Cobra in hun brievenbus zagen vallen. Cobra lijkt immers zo een van de vaste begrippen uit de kunstwereld geworden te zijn: iedereen kent intussen de principes en de kunstenaars, de onderlinge verhoudingen, de stijlen. Hoe kan je daar in hemelsnaam nog iets nieuws en interessants over vertellen?
Wel, bij het PSK in Brussel zijn ze daar dus wel in geslaagd. En hoe hebben ze het aangepakt? Eerst en vooral door te openen met een geslaagde theoretische terugblik op de grondprincipes van de beweging. Wij hier in België lijken nogal eens te vergeten dat aan de basis van de beweging in eerste instantie een aantal Deense kunstenaars lagen die de nieuwe stroming in manifesten probeerden te vatten. Enkele fraaie exemplaren hiervan openen de tentoonstelling en zo maken we kennis met axioma’s zoals De esthetica is een tik van de beschaving of Kunst is brute begeerte . Enkele van de Deense grondleggers zijn wat op de achtergrond verdwenen maar het blijft interessant om de eerste werken van bijvoorbeeld Pedersen of Henry Heerup te analyseren. En ja, de tentoonstelling gaat dieper in op de gecompliceerde relaties tussen de Co (Kopenhagen), Br (Brussel) en A (Amsterdam). De misverstanden, de ruzies, de splitsing.
Cobra als beweging valt te bevatten in 10 tentoonstellingen tussen 1948 en 1951 die ieder uitvoerig becommentarieerd worden. De tweede expo in Luik was er bijvoorbeeld zo een bijzondere waar de banden gesmeed werden tussen de kunstenaars. En ja, de kunstenaars uit Denemarken, België en Nederland werkten samen aan een nieuwe visie op kunst, en zo zijn ze als een beweging de geschiedenis ingegaan. In 1948 werden de Cobra-kunstenaars nog belachelijk gemaakt in de kranten, maar toen ze in 1951 de zaak opdoekten en Cobra voorbij was, werden ze al heel wat meer gerespecteerd. En ze plukten er in hun verdere carrière de vruchten van.
Ook in de volgorde van de tentoongestelde werken komen de Deense kunstenaars eerst aan bod, daarna gevolgd door Pierre Alechinsky, Christian Dotremont en Karel Appel. Er wordt dieper ingegaan op enkele series in het werk van de kunstenaars, zoals de befaamde Vragende kinderen van Appel. Voor Dotremont kwam de beweging eigenlijk misschien te vroeg aangezien zijn linguïstisch-significatief werk thans het aspect is waardoor hij misschien het bekendst is geworden. Ook beeldhouwer Reinhoud en Vlaming Hugo Claus zijn vertegenwoordigd met enkele werken. Voor Claus valt vooral het donkere met verfspatten bedekte Le radeau de la méduse uit 1964 op, eigenlijk een werk dat na de Cobra-periode komt en dan ook samen met een andere kunstenaar gemaakt werd.
En hier blinkt de tentoonstelling ook in uit: ze laat de periode van de diverse kunstenaars na Cobra goed uit de verf komen. Corneille en Constant zijn bijvoorbeeld vertegenwoordigd met hun levendige kleuren tijdens de Cobra-jaren, maar Karel Appel en Pierre Alechinsky werkten ook in 1976 en 1977 nog samen aan grote doeken. De samenwerking tussen Pierre Alechinsky en Christian Dotremont stamt zowel uit het jaar 1957 als uit het jaar 1972. Bovendien biedt ze een goed inzicht in de werken van enkele minder bekende leden van de beweging.
Misschien dat de grote openingsfoto met het merendeel van de leden het wel allemaal zegt, of de foto waarbij ze hun werken aanvoeren voor een tentoonstelling in Amsterdam: je ziet in hun ogen dat ze bezig zijn met iets fundamenteels, iets dat de geschiedenis zal beïnvloeden, alleen weten ze zelf nog niet welke kant het uit zal gaan. Want dat was Cobra misschien meer dan wat ook: laat het kinderlijke automatische scheppen en tekenen en schilderen terug in je opkomen, je bent zelf diegene die de richting bepaalt, en het resultaat zal er naar wezen. Kijk naar hoe ze een vis of een dier afbeelden of hoe ze kleuren weergeven. Hier wordt geschiedenis geschreven, dat was de onderliggende boodschap.
De Cobra Tentoonstelling loopt nog tot en met 15 februari 2009 in het PSK te Brussel.