De Canadees Chad VanGaalen brengt op Skelliconnection, zijn tweede album in even zovele jaren, slechts een beperkte selectie van de honderden songs die hij in tussentijd uit zijn overenthousiaste pen liet vloeien. Het resultaat is dan ook minder evenwichtig dan zijn eersteling, maar zeker niet minder boeiend.
VanGaalens geluid op Skelliconnection valt moeilijk vast te pinnen. Je kan er natuurlijk een dooddoener als "singer-songwriter" op plakken. Dat zou niet alleen uitblinken in nietszeggendheid, maar ook de wispelturigheid en vernieuwingsdrang op dit plaatje onrecht aandoen. Skelliconnection verzamelt weliswaar stuk voor stuk introspectieve popdeuntjes, maar VanGaalen hoedt er zich voor om deze niet alle met een gebroken stem en van meelijwekkendheid uitpuilende gitaarakkoorden te brengen.
Zijn formule bestaat er juist in om zoveel mogelijk wispelturigheid en vuur in het album te blazen. Intiem gitaarwerk wordt in een volgende song abrupt vervangen door basgitaren in overdrive en zwaar gelaagde stemmen. Geen twee songs op Skelliconnection hebben dezelfde instrumentale bezetting, dezelfde stijl, structuur of sfeer. Wie dit album passend wil vatten, kan alvast aanduiden dat het hier niet om een rustige sfeerplaat gaat. De drastische koerswijzigingen na zowat elk nummer zijn veel te brutaal om voor een coherent en samenhangend geheel te kunnen zorgen.
Een album dat barst van de u-turns en onaangekondigde stijlveranderingen maakt het zoeken naar een zekere structuur of focus wel bijzonder moeilijk. Misschien moeten we Skelliconnection dan ook eenvoudigweg beschouwen als een simpele verzameling losse songs die niets méér met elkaar gemeen hebben dan dat ze ’toevallig’ door één en dezelfde persoon geschreven werden. Die zak losse songs is overigens op zich meer dan indrukwekkend te noemen.
Met "Flower Gardens" blaast VanGaalen zelfverzekerd én overtuigend de kop van het album af. Van een veel ingetogener orde zijn de zo goed als perfecte popsongs "Sing Me to Sleep" en "Dead Ends." Hier komt een schizofrene tristesse naar boven drijven die al eens aan een Sparklehorse of My Morning Jacket doet denken, en voor beide roemruchte namen eigenlijk niet eens voor hoeft onder te doen. Elders kan je dan weer invloeden van Sonic Youth, The Arcade Fire of Devendra Banhart opvangen, zoals in het heerlijke "Burn to Ash" en de breekbare folksong "Wing Finger." Wie tenslotte lang genoeg naar "Red Hot Drops" luistert, kan zelfs Grandaddy uit diens graf horen herrijzen.
Terwijl VanGaalen zijn honderd-en-één muziekstijlen doorworstelt en lustig het ene instrument voor het andere inruilt, blijven de teksten doorheen de hele plaat een constante. Zonder al te vergezochte metaforen of hemeltergend overdreven emotionaliteit, weet hij met enkele rake zinnen vaak een pakkende en beklijvende sfeer neer te poten. Ook al heb je de helft van de tijd geen flauw benul waar de cryptische teksten eigenlijk over gaan, het klinkt verdomd goed. Geregeld wordt het mysterieuze gecontempleer doorbroken met zinsneden van een verbazingwekkende, treffende eenvoud, zoals het refrein van "Burn to Ash": "I would hope for true love / not a pair of handcuffs." Veel doeltreffender dan dat kan haast niet.
Skelliconnection zit barstensvol muzikale ontdekkingen van allerlei pluimage. Ondanks het grote aantal indrukwekkende songs op dit album, of net daardoor, mist de plaat wel alle samenhang. Het album lijkt meer dan eens op een stijloefening waarin VanGaalen koste wat kost zijn kunnen in diverse gedaanten wil bewijzen. Die wispelturigheid komt vaak geforceerd over en doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van VanGaalens muziek. Toch is Skelliconnection zonder meer de moeite en kan het zowel de liefhebbers van freak-folk allerhande als van meer ingetogen singer-songwriters in een handomdraai bekoren.