Naar goede gewoonte werd er bij het verschijnen van het achtste Buzzcocks-album weer aardig wat onzin verkocht door en in de Britse muziekpers (’Nieuwe Buzzcocks geneest kanker!!’ zou de volgende logische stap zijn). Wij geven u de naakte waarheid: met Flat-Pack Philosophy hebben de geezers zichzelf niet heruitgevonden of onze verwachtingen overtroffen, maar die tweede jeugd doet hen blijkbaar wel deugd.
Ze verkondigden in 1977 niet de tabula rasa zoals The Sex Pistols en bleven weg van de barricades die The Clash had opgeworpen, maar toch slaagden de Buzzcocks erin enkele van de strafste wapenfeiten uit de Britse punkgeschiedenis af te leveren: hun debuut Another Music In A Different Kitchen is nog steeds de epo-klassieker uit hun oeuvre en bereikte een niveau dat enkel nog werd overtroffen door compilatie Singles Going Steady. Zestien kopstoten met begeleidende deuntjes die niet enkel laten horen hoe onweerstaanbaar de combinatie van melodie en energie kan zijn, maar die er tot op deze dag ook in slagen te ontsnappen aan onze hardnekkigste dwangneurose: u vindt het in onze platenkast niet terug tussen werk van de Butthole Surfers en The Byrds, maar onder de "P" van perfect.
Het Buzzcocksverhaal was van korte duur en aanvankelijk verliep de reünie van tien jaar later ook niet zo heel voorspoedig. Het titelloze album uit 2003 bracht daar verandering in door de strafste verzameling songs sinds 1979 af te leveren. Flat-Pack Philosophy ontbeert de constante kwaliteit van zijn voorganger, ook al lijkt het er aanvankelijk op dat er zwaar gescoord zal worden. Zowat de helft van de nummers zijn straf genoeg om het label van ’vintage Buzzcocks’ te verdienen, de rest valt onder ’degelijke punkpop’. Verpakt in de frisse, lichtverteerbare productie en arrangementen van bassist/producer Tony Barber is het het soort album dat je laat weten dat de zomer niet noodzakelijk begint op 21 juni.
Op het vierluik dat de plaat opent hebben we niets aan te merken: de peetvaders van het genre rocken er nog steeds duchtig op los, terwijl de hooks aan je lijf kleven als de rioolpers aan Rik Daems & Co. In eerste single "Wish I Never Loved You" kan Pete Shelley nog steeds frustratie kwijt zonder als een kneusje te gaan klinken, terwijl ook Steve Diggles maatschappijkritische "Sell You Everything" gemaakt lijkt om luidkeels mee te brullen. "Reconciliation" bevat dan weer die onweerstaanbare harmonieën die bij zoveel andere bands op de zenuwen werken. De frontmannen beseffen maar al te goed dat er nog steeds een verschil bestaat tussen een formule en een eigen stijl en slagen er drie decennia en aardig wat kilo’s later nog steeds in te verbazen met popperfectie.
"I Don’t Exist" is een degelijke song maar ook het punt waar het album wordt herleid tot menselijkere proporties: Diggles "Soul Survivor" — half niemendalletje, half Ramonestribuut — heeft z’n charmes vooral te danken aan het geweldige refreintje, "God, What Have I Done" is een voorbeeld van Shelleys humor door de manier waarop het een stoere hardrockriff combineert met silly lyrics: "Breakfast in the room was continental, so I went to find a small cafe / Latin lovers can be temperamental, you have to be careful what you say", en het tot headbangen uitnodigende "Sound Of A Gun" sluit dichter aan bij 70’s rock dan bij de rest van de songs.
In minder dan 40 minuten zijn de 14 songs gepasseerd en meer hebben de Buzzcocks niet nodig om te bewijzen dat ze nog steeds hun mannetje kunnen staan. Aan luisteraars die intussen wel hun bekomst hebben gehad van poppy punk heeft dit album niet veel te bieden. Zij die de combinatie wél weten te appreciëren, of er nog in slagen de vloed aan talentloze copycats te weerstaan (de handleiding is op eenvoudige aanvraag verkrijgbaar), worden met aandrang verzocht Flat-Pack Philosophy aan te schaffen. Of maak er in één ruk een feestje van: haal de eerste én Singles Going Steady ook in huis en laat ons weten na hoeveel beluisteringen van die laatste u een pauze moest inlassen. Ons record is vijftien.