“Arbeid adelt want ledigheid is des duivels oorkussen.” Het is een les die Arve Henriksen alvast goed in de oren geknoopt heeft. De (jazz)trompettist heeft volgens zijn eigen website op niet minder dan zeventig platen (ruwe schatting) meegespeeld, al zal slechts een handvol daarvan een belletje doen rinkelen.
Henriksen maakt deel uit van het Noorse electro/jazzcombo Supersilent, van wie de albums en optredens de geïnformeerde muziekliefhebber geregeld met verstomming slaan. De groep ontstond in 1997 toen het trio Veslefrekk (Henriksen samen met Ståle Storløkken en Jarle Vespestad) de handen in elkaar sloeg met Helge “Deathprod” Sten. De voorbije tien jaar heeft Supersilent niet alleen zes albums en één dvd uitgebracht, maar hebben de leden allemaal ook samengewerkt met verschillende andere groepen/artiesten, en daarenboven zelfs enkele uitstekende soloalbums uitgebracht. Zo ook Henriksen.
In 2001 volgde het eerste volwaardige album van Henriksen, Sakuteiki, drie jaar later gevolgd door Chiaroscuro. De link met Supersilent is op beide albums duidelijk te horen. Henriksen is niet vies van enig experiment en gebruikt zijn talenten in de eerste plaats om atmosferische stukken te brengen waarbinnen hij zijn uitmuntende kennis van compositie nooit een dominante plaats geeft. De mix van jazz en ambient schetst vooral weemoedige avonden in verlaten bars, terwijl de aftiteling van een (postmoderne) film noir voor het geestesoog trekt.
Op Strjon trekt Henriksen terug naar Stryn, het dorp van zijn jeugd (Strjon is de naam die het in de middeleeuwen had) om de muziek die hij als tiener maakte te herontdekken. Met de hulp van Sten doorploegde hij de stapels tapes en discs waarop hij door de jaren heen zijn muzikale ideeën en sketches verzamelde. Die persoonlijke erfenis vormde de blauwdruk voor dit album, waarop ook twee nummers te horen zijn die ontstonden uit een sessie met Storløkken. Dat Strjon dan ook gedeeltelijk in een andere sfeer baadt dan zijn twee voorgangers is niet meer dan logisch.
De gemoedelijke jazzsfeer is op verschillende nummers ingeruild voor een experimenteler geluid waarop Henriksen nog meer dan anders de mogelijkheden van zijn instrument en klanken tout court uittest. In “Evocation” bijvoorbeeld pijnigt hij de trompet met een grillige collage, terwijl hij in “Black Mountain” zweert bij ambientklanken en metalgitaren. John Alton is hier ingeruild voor John Carpenter. Ook de titeltrack “Strjon” laat een verontrustend gevoel overheersen; logge, zware klanken beuken onverbiddelijk tegen de gehoorgangen aan.
Maar Henriksen zweert niet louter bij duisternis. In het religieus getinte “Glacier Descent” weerklinkt de verlossing en brengt Henriksens echoënde alt een boodschap van hoop. Het nummer lost op in het spaarzaam ingeklede “In The Light” waarop Henriksens voorliefde voor sfeervolle jazz duidelijk te horen valt. Die voorliefde valt overigens ook hier in verschillende nummers terug te vinden. “Leaf And Rock” bijvoorbeeld, een nummer dat zich uitstekend leent voor diepzinnige overpeinzingen rond liefde en femme fatales terwijl de sigarettenrook zich een weg naar boven kringelt.
Ook “Alpine Pyramid”, “Twin Lake”, “Wind And Bow” en “Green Water” baden in die weemoedige sfeer, al worden er zachte droomsequensen aan toegevoegd. “Ancient And Accepted Rite” durft te experimenteren met klanken, net zoals het intrigerende “Ascent”, dat onverhoeds onder de huid kruipt en aantoont hoezeer Henriksen verschillende invloeden uit onder meer de jazz, avant-garde en (electro-)ambient tot één geheel weet te smeden.
Op Strjon blikt Arve Henriksen op een heel intrigerende manier terug op zijn eigen jeugd en zijn eerste stappen in de muziek. Door zich te laven aan de bron (Strjon betekent overigens rivier), vindt Henriksen zichzelf op dit derde album opnieuw uit. Nu en dan terugkijken op het eigen verleden schaadt duidelijk niet, zolang de blik maar op de toekomst gericht blijft.