Keith Haring :: Bozar Brussel

Het fenomeen bestaat in de muziek, in de literatuur, in de strip en dus ook in de schilderkunst, of het nu abstracte kunst of graffitikunst is, tekenkunst of werken met verf: personen die door hun persoonlijke stijl en afwerking eigendom lijken te zijn geworden van hun eigen merk en daarmee worden vereenzelvigd. Vrolijke mannetjes, baby’s, honden, vliegende schotels, pyramides: het kleeft aan de kunstenaar genaamd Keith Haring. Bozar wijdt nu een soort grote retrospectieve aan de kunstenaar.

Iedereen kent Keith Haring. Hij lijkt eigendom van iedereen geworden te zijn. De vraag is of de kunstenaar daar zelf wel zo tevreden over zou zijn geweest. Vaststaand feit lijkt dat de jonge Haring, geboren in 1958 in een typische Amerikaanse kleinstedelijke omgeving in de staat Pennsylvania, al van jongs af van tekenen hield en cartoons begon te tekenen. Hij verhuisde in 1978 naar New York, in die jaren een stad die net bijna failliet gegaan was, enorme leegstand van huizenblokken kende in East Village en de basis legde voor een bruisend cultureel leven in de jaren tachtig. Als er één kenmerk was dat de jonge Keith typeerde – naast dat hij zich bewust was geraakt van zijn eigen homoseksualiteit – dan was het wel het besef dat hij heel goed wist waar hij naartoe wilde. De kunstenaar zag kunst als iets wat toebehoorde aan het publiek en voor het publiek gemaakt werd.

Keith Haring maakte zich snel een koortsachtige, gejaagde tekenstijl eigen, waarbij hij in één beweging door kon werken op dekzeilen, karton, papier. Bijna automatisch leidde dit tot de gekende ronde doorlopende vormen, waar al vrij snel typische wederkerende iconische motieven in opdoken: blaffende honden, kruipende baby’s, vliegende schotels, dansende mannetjes. Nooit ofte nimmer liet Haring zich ook maar iets ontvallen over de bedoeling achter de tekeningen of werken – vermoedelijk vond hij het publiek wijs genoeg om er een eigen betekenis aan te geven.

Haring hield ook duidelijk van de open publieke ruimte. Zeer typerend zijn de bewerkte zwarte bladen in de expo. Verlopen reclameborden werden in New York traditioneel bedekt met zwarte bladen, Haring gebruikte deze om in snelle stijl figuren met een boodschap op achter te laten. Alles gebeurde oorspronkelijk buiten het normale galeriecircuit om: Haring had het niet begrepen op personen die geld uit kunst trachten te slaan; kunst was van en voor iedereen.

Een nobele gedachte, maar zoals zovelen voor hem die een eigen kenmerk op de wereld brachten – denk aan Vermeer, Rembrandt, de impressionisten, Hergé, Brel – werd ook Haring ingehaald door het traditionele circuit. De galerie waar hij eerst klusjes deed om rond te komen, begreep dat er een tijdsfenomeen bij hen werkte en haalde hem binnen. Er kwamen internationale expo’s, waar hij bijna altijd ter plaatse de muurschilderingen of vloerbedekkingen maakte. Knokke was een plaats die snel aandacht aan hem besteedde, net als Japan. Op korte tijd rees zijn ster en werd Haring een fenomeen. Hij gedijde goed in de hiphopcultuur en de undergroundbeweging van de jaren tachtig. De actieradius werd uitgebreid naar massamanifestaties tegen nucleaire bewapening, tegen racisme, tegen apartheid, tegen de Kerk. De iconische mannetjes kregen een diepere betekenislaag die men voorheen niet in hen gezien had.

Haring ontpopte zich meer dan ooit tot een activist, met een politiek beladen boodschap, en ieder van deze fases wordt geïllustreerd in de expo. De man die van de camera gebruik maakte om de boodschap te ventileren, die het belang van dansen inzag voor zijn kunst, die de alternatieve New Yorkse scène in Club 57 ondersteunde, die rekwisieten aanleverde voor Grace Jones en met Madonna contacten onderhield.

Haring was zich ook bewust van het feit dat hij zelf slachtoffer zou worden van de ziekte die de jaren tachtig beheerste: aids. In 1988 werd hij seropositief bevonden en in februari 1990 overleed hij. Sindsdien gaan een flink deel van de inkomsten uit zijn nagelaten werk naar de Keith Haring Foundation – mede-initiatiefnemer van deze retrospectieve – een stichting die de gelden daarna doorsluist naar goede doelen. Net zoals de titel van het laatste deel van de expo (silence = death) kon ook Keith Haring eigenlijk niet zwijgen. Zelfs in de dood is hij er in geslaagd om een eigen keurmerk te worden en te blijven.

Curatoren Darren Pih en Tamar Hemmes van Tate Liverpool stelden de expo samen, die tot 10 november in Tate Liverpool liep en na Bozar doorgaat naar Museum Folkwang Essen.

Wat zou Haring er zelf van gevonden hebben als hij er nog was geweest? Hij zou het ongetwijfeld goed gevonden hebben dat zijn kunst een betekenis gehad zou hebben die tot op vandaag doorleeft. Maar welke betekenis? De nucleaire race is naar de achtergrond verdrongen, de Kerk is intussen veel van haar pluimen kwijtgespeeld, apartheid verdween in de prullenmand van de geschiedenis. Zou zijn blijvende betekenis niet liggen in de uitdrukking “Art is for everybody”, zoals in grote letters aan het begin van de expo staat? Het lijkt alsof iedereen de kunst van Haring kon maken, maar dat enkel hij het kon laten erkennen als kunst voor iedereen. Heel handig ook om dan nooit verder in te gaan op de betekenis ervan, want dan ziet ieder erin wat hij of zij er denkt in te zien. En uiteindelijk wordt elke kunstenaar toch ingehaald door de wereld.

Keith Haring loopt nog tot 19 april 2020 in Bozar, Brussel.

recent

David Bowie :: EART HL I NG

Beste album ooit !

test

Sparklehorse :: Bird Machine

We dachten dat het nooit meer zou gebeuren, maar...

Nicolas Barral :: Als de fado weerklinkt

De periode Salazar is een donkere bladzijde in de...

verwant

Philippe Vandenberg.Molenbeek :: Bozar, Brussel

Kunstenaars scheppen kunst met een bepaalde bedoeling. Vanuit een...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in