Voorlopig lijkt er nog altijd geen einde te komen aan de vloed aan jonge, Gentse bands op de wip tussen jazz en vanalles dat erbij aanleunt. Het sextet The Milk Factory brengt een paar sleutelspelers uit de scene bij elkaar en de resulterende EP voelt vooral niet aan als een poging om diverse geluiden en temperamenten mee te brengen.
Tel je de bands en projecten van de zes leden bij elkaar op, dat geraak je vermoedelijk wel aan twee à drie dozijn, in de meest uiteenlopende uithoeken van het spectrum. Gitarist en belangrijkste songschrijver Edmund Lauret is vooral bekend van Nordmann, dat met zijn potige jazzrock al aardig wat potten kon breken. Bassist Kobe Boon zit in Steiger, maar zagen we onlangs ook nog met het fijne accordeontrio Kreis. Tenorsaxofonist Viktor Perdieus is vooral bekend van projecten die eerder naar de vrije uithoek neigen (Nest, Ifa y Xango, Bambi Pang Pang), terwijl het tweespan Thijs Troch (piano) en Jan Daelman (fluit) gretig de linkerflank van het experiment opzoekt. Drummer Benjamin Elegheert was voor ons de enige onbekende, maar past zich hier naadloos in met secuur en genuanceerd spel.
De speelzone? Mijmermuziek die aanvoelt als een zachtjes wentelende massa van geluid, een nevelige interactie met zachte contouren. In opener “Kater” herinnert het twangy gitaargeluid even aan Dans Dans, maar dit zestal klinkt nog een stuk meer ingehouden en soberder dan dat trio. Songs moeten het niet hebben van grote contrasten en/of finales, maar van aangehouden sferen, met zes instrumenten die bedachtzaam in elkaar gepast worden. Geen acrobatisch vernuft, maar collectieve lyriek op de tast, met binnendruppelend cimbaalgetik en veel schaduwtinten. Het zet de toon van eenvoud, die wordt verdergezet in kale, net niet onderontwikkelde composities.
Kobe Boons “Vlek” start met een eenvoudig motief dat vervolgens uitgroeit tot een centraal bestanddeel, terwijl fluit, gitaar en de rest pulserend rond elkaar wentelen. Ook heel knap: Thijs Trochs “Dof”, waarin een geinig ideetje voor Perdieus (een percussief element van tongue slapping en ontsnappende lucht), de rode draad vormt. Ook live tijdens EP-voorstelling op de Ham Sessions was het goed voor een hoogtepunt. En zo zet het zich verder, met de melancholie van “See No More”, die lonkt naar het werk van Linus en Joachim Badenhorst, en het minimalistische gedwarrel van het porseleinen “Zinnia”.
The Milk Factory moet het niet hebben van het Grote Gebaar, maar van de kleine geste. Het is muziek die zich nadrukkelijk op de achtergrond houdt, genoegen nemend met een bedeesde rol tussen de luidruchtige waan van de dag. Soms heeft het bijna iets pervers om een paar van deze kerels zo’n ingetogen en behaaglijke muziek te horen spelen. Tegelijkertijd is het een combinatie die wérkt, een eigen tint aan de bonte scene toevoegt, en die doet uitkijken naar hoe ze hier verder mee aan de slag zullen gaan.
De cd is te verkrijgen via de Raar shop.