Het nagelnieuwe Mayway Records uit Kortrijk kwam op het lumineuze idee om met Belgian Nuggets: 90s-00s een Belgische variant te maken op de befaamde verzamelaars met B-kantjes, vergeten parels en andere rariteiten. Een goede aanleiding om eens met gezonde nostalgie terug te blikken op het decennium waarin de Belgische pop en rock volwassen werd.
Voor liefhebbers van het Belgische voetbal zijn het wonderlijke tijden. In de beste ploegen van de wereld maken Belgische balgoochelaars momenteel grote sier. De gouden generatie stond een tijd lang bovenaan de wereldranglijst en maakt volgens sommigen zelfs kans om aanstaande zomer wereldkampioen te worden. Wie had dat ooit gedacht! Het betekent echter ook dat een hoop prima spelers die pakweg tien of twintig jaar geleden moeiteloos hun plek bij de Rode Duivels hadden veroverd, nu uit de boot vallen.
Net zo was het gesteld met de Belgische popmuziek in de jaren negentig: een hoop bands en artiesten van wereldklasse maar vooral een pop- en rockscene die erg sterk was in de breedte. Zo sterk dat veel bands die een decennium eerder moeiteloos de radio zouden hebben gehaald het met veel minder aandacht moesten stellen dan ze misschien wel verdienden.
Zelfverklaarde historici en archeologen van de vaderlandse popscene mogen zich dan ook gelukkig prijzen dat Tony Vandenbogaerde, platenbaas van het nagelnieuwe Mayway Records, zeven palletten (!) met cd’s en singles die artiesten, labels en boekingskantoren de voorbije twintig jaar naar de VRT opstuurden van de brandstapel wist te redden. Zelf een onversneden popliefhebber, besloot hij de beste tracks waarop hij tijdens zijn muzikale ontdekkingstocht botste van de vergetelheid te vrijwaren en uit te geven onder de naam Belgian Nuggets: 90s-00s.
Belgique, c’est chic
Veel artiesten en bands op de compilatie zullen vandaag voor veel jongelingen eerder nobele onbekenden zijn. Maar, dames en heren, appelen en peren, schijn bedriegt. Want veel bands die je op het album aan het werk kan horen, zijn embryonale incarnaties van artiesten die achteraf met andere projecten wél hoge ogen gooiden. Wat ook opvalt is dat Nederlands en Engels toen nog lang niet de overheersende talen waren die ze nu zijn. Veel meer dan nu lonkten bands — zoals Volt, de groep waarmee Daan Stuyven zijn eerste stappen zette, nog voor hij Dead Man Ray oprichtte en zijn solocarrière lanceerde — nog naar het zuiden in plaats van het westen. In navolging van Arno en zijn TC Matic of de invloed van Serge Gainsbourg?
De meeste bands die het goed deden werden meegetrokken in de slipstream van dEUS, dat medio jaren negentig zowat in zijn eentje België op de internationale pop- en rockkaart zette en zo — zeker aan Vlaamse kant — voor een stevige boost in het zelfvertrouwen zorgde. Het was uit met de (valse) bescheidenheid en het berusten bij succes in parochiezaaltjes en onder kerktorens.
Bij het verschijnen van hun debuut Worst Case Scenario in 1994 was dEUS in eigen contreien al enkele jaren dé belofte met stip. Zeker nadat de band een jaar eerder al de wat bevreemdende maar hoogst fascinerende EP Zea op de wereld had losgelaten. Dat het fantastische en op de verzamel-cd terug te vinden “My Wife Jan” toen niet meer dan een B-kant mocht worden, zegt veel over het torenhoge niveau waarop de Antwerpse trots in die tijd musiceerde. Toen het vijftal niet veel later ook buiten de landsgrenzen het gezelschap kreeg van Mauro en zijn Evil Superstars en het Gentse Soulwax met de broers Dewaele, was het triumviraat van de Belgische rock compleet. En het hek helemaal van de dam. Even stond ‘de Belgische scene’ in het middelpunt van de Europese aandacht. De ene na de andere Belgische band werd in het buitenland opgepikt en vooral in Nederland is ‘Belgisch’ nu nog steeds een kwaliteitslabel dat voor onze bands deuren helpt open trappen.
Keizer, koning, admiraal
Veel had te maken met de figuur van Tom Barman. Openlijk ambitieus, ongegeneerd arrogant en overlopend van zelfbewustzijn en vertrouwen, was hij niet alleen een begenadigd songschrijver maar ook een prima talentspotter. Zowat iedereen uit de hoogste Belgische rockregionen maakte een passage bij dEUS. En iedereen die door hem als een volleerd HR-manager werd gerekruteerd, zag zijn eigen carrière een duwtje in de rug krijgen. Stef Kamil Carlens met Moondog Jr./Zita Swoon, Rudy Trouvé met Kiss My Jazz en Gore Slut, Danny Mommens met Vive La Fête, Tim Vanhamel met Millionaire…
En laat ons vooral Mauro niet vergeten. Tegelijk onberekenbaar en wispelturig in zijn carrièreplanning en degelijk en betrouwbaar wat de kwaliteit van zijn werk betreft, groeide hij uit tot de boeiendste Belgische artiest van de voorbije vijfentwintig jaar. Pawlowski heeft zich altijd als een waar manusje-van-alles getoond en draait voor geen enkel genre zijn hand om. Of het nu gaat om obscure gitaarnoise zoals hij die maakt bij Gruppo di Pawlowski, de levensliederen die hij schreef voor Kris Debruyne of zijn bijdrage aan de dance van Pat Krimson en Olvier Adams bij Leopold 3, de flegmatieke Limburger kan en doet het allemaal. Onze favoriete Mauro? Het satanische narrenpersonage dat hij bedacht voor zijn eenmansproject Somnabula.
Maar stellen dat de hausse in de Belgische popmuziek enkel en alleen aan Barman en co te danken was, zou de waarheid onrecht aandoen: in 1990 al won Noordkaap Humo’s Rock Rally en werd Gorki — toen nog met ‘y’ — derde. Toen niet veel later De Mens de twee vervoegde, werd duidelijk dat de Nederlandstalige rock in Vlaanderen al een paar jaar eerder volwassen was geworden. Nadat Herman Schueremans in 1993 alweer geen Belgische bands (met uitzondering van The Scabs in 1992 was dat al van 1983 geleden) programmeerde, was het kot te klein voor de altijd strijdlustige en immer onvervaarde Stijn Meuris. Misnoegd bond hij met een heftige publieke démarche de koe aan de bel en kloeg het gebrek aan aandacht voor Belgische bands op het grootste festival op eigen bodem aan. Mét resultaat: het jaar daarop mocht Noordkaap het campingfestival van T/W openen en kregen ook dEUS en Ashbury Faith een plek op de affiche toegewezen. Anno 2017 zijn we zo ver dat er wordt gemord als er ‘maar’ vijf Belgische artiesten op de affiche staan. Het kan verkeren.
Clicks en beats
Overigens: niet alleen de Belgische rockgroepen speelden in die tijd in de eredivisie, ook in de elektronische muziek was België hofleverancier. Denk maar aan Front 242, het hoogst invloedrijke Brusselse collectief dat in zijn eentje de electronic body music uitvond en waar onder meer The Prodigy en de gehele industrialscene later verklaarde zijn mosterd te hebben gehaald. De hele newbeatrage die eind jaren tachtig onze contreien teisterde/opleukte (schrappen wat niet past) en waaraan Nid and Sancy’s “What You Want/What You Get” een hommage lijkt. Of Lords of Acid en Praga Kahn, de bands waarmee Maurice Engelen stormenderhand Noord-Amerika wist te veroveren. Er was ook Luc Van Acker, de man die een voortrekkersrol speelde in de industrial en later werd aangezocht om met Ministry, Revolting Cocks en Shriekback de wereld rond te touren. En vergeet ook de commerciële acts niet. Neem “Pump Up The Jam”, de wereldhit die Technotronic scoorde. Of het succes van Two Unlimited, Milk Inc. of Sylver, danceacts die overal ter wereld de hoogste regionen van de hitparade bereikten. En dan waren er nog in nachtclubs wereldwijd fel gegeerde dj’s als Sven Van Hees, Buscemi, CJ Bolland en niet te vergeten: 2ManyDj’s.
Limburg boven
Het moge dus duidelijk wezen dat Vlaanderen aan het begin van de jaren negentig eindelijk wist te ontsnappen uit de dark ages. En god, wat zijn de tijden veranderd. De generatie die jong was in de nineties was er één die het zonder internet moest stellen. Die om nieuwe en spannende muziek te ontdekken naar De Afrekening luisterde of naar rokerige en obscure platenzaken in Antwerpen, Gent, Hasselt of Leuven trok. Die de zo vergaarde kleinoden onderling uitwisselden en ze voor vrienden kopieerden op nu prehistorisch aandoende cassettes. Die gitaarhelden nog hoger achtten dan dj’s. Het was een tijd waarin mensen nog minstens een dozijn telefoonnummers uit het hoofd kenden maar vaak niet wisten hoe iemands achternaam luidde. Scouts- en Chiroleden trokken nog naar Werchter en Pukkelpop in plaats van Tomorrowland. Of beter nog: ze organiseerden gewoon hun eigen kleine festival. En vaak mochten jongeren nog ongestoord lawaai maken, riskeerden ze daarbij geen GAS-boetes en kregen ze meer tijd om tot ontwikkeling te komen. En omdat er toen een pak meer platen verkocht werden, durfden platenfirma’s nog volop investeren in jonge bands. Om maar te zeggen: het waren andere tijden.
Een niet onbelangrijk verschil was ook dat jonge muzikale honden vaak nog niet terecht konden in de prima uitgeruste repetitiekoten die nu tot in het piepkleinste boerengat ingeburgerd zijn. Maar door allerhande ondersteunende initiatieven van de overheid die in die jaren een hoge vlucht namen, kwam wat ondergronds borrelde steeds vaker bovendrijven. Limburg speelde hierbij een pioniersrol. Mede op aanraden van zijn vriend Chokri Mahassine begon de betreurde Steve Stevaert — toen de roerganger van de oostelijke provincie — in 1990 optredens van lokale bands te subsidiëren, repetitieruimtes te ondersteunen en werd het Hasseltse Muziekodroom — later aangevuld met een heuse rockhogeschool — uitgebouwd tot een soort labo waar jonge bands demo’s konden opnemen en lessen konden volgen. Een aanpak die in de jaren erna in heel Vlaanderen navolging kreeg. Met de gekende boom van bands tot gevolg.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Limburg het in die periode zo goed deed. Neem nu The Beautiful Babies, dat in 1992 zilver wegkaapte tijdens Humo’s Rock Rally. Geen klein bier als je weet dat ook dEUS en Nemo toen de finale bevolkten. De melodieuze popband was in Overpelt en omstreken wereldberoemd en kwam tot volle ontbolstering in de eerste helft van de jaren negentig, een tijd waarin vooral het hardere gitaargeweld in zwang was. Mede daardoor belandde de band wat in de plooien der vergetelheid. Met hun “Angelina” was het dan ook een prettig wederhoren.
Er moet in die tijd trouwens wat in het Noord-Limburgse water gezeten hebben. Twee jaar voor Stijn Meuris — ook al uit Overpelt — met Noordkaap de wedstrijd won, schopte The Romans het in 1988 ook al tot het op één na hoogste schavot. En in diezelfde Rock Rally-finale van 1992 verscheen voor het eerst Joost Zweegers — ook uit Pelt — met The Sideburns. Vier jaar later kwam Zweegers terug om de gouden plak in de wacht te slepen met Novastar. En dan was er nog Lommelaar Wim Tops die naar de Antwerpse jazzstudio (toentertijd de enige Vlaamse opleiding ‘lichte muziek’ die naam waardig) verkaste en er The Wizards of Ooze oprichtte. Een zot zestal dat met zijn pastiche van funk, soul, jazz en Zappaiaanse gekkigheid — luister eens naar “Bright Day” — uitgroeide tot een van de meest geflipte Belgische bands ooit.
Oh ja, ook niet te vergeten: Danny ‘Cool Rocket’ Mommens uit Leopoldsburg, die, voor hij samen met het aanstekelijk extraverte model Els Pynoo als Vive La Fête uitgroeide tot het favoriete snoepje van allerhande hip volk, al schopte tot een cultheld in het Gentse. Mommens was er in de jaren negentig een notoire gast in allerlei oorden van verderf. Vooral de song en gelijknamige EP On Stage — waarvan “Teasin’” op de compilatie terug te vinden is — leverde hem een plek bij dEUS op. Hij mocht er van Tom Barman de holte die het vertrek van Stef Kamil Carlens veroorzaakte opvullen.
En zo is de bal rond. En zijn we weer bij dEUS aanbeland: het stralende middelpunt van een bloeiende Belgische scene.